wilde-planten.nl

Paddenrus - Juncus subnodulosus

  • ️K.M.Dijkstra

Paddenrus - Juncus subnodulosus

Frysk Podderusk

English Blunt-flowered Rush

Fran�ais Jonc � t�pales obtus (Jonc � Fleurs Obtuses)

Deutsch Stumpfbl�tige Binse

Synoniemen Juncus obtusiflorus

Familie Juncaceae (Russenfamilie)

Naamgeving (Etymologie) Juncus komt van het Latijnse jungere (verbinden), omdat soorten van dit geslacht werden gebruikt als bind- en vlechtmateriaal. Subnodulosus betekent zwak knopig.

Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur Overblijvend.

Plantvorm Geofyt of helofyt.

Hoofdbloei Juni t/m september.

Afmeting 50-120 cm.

Wortels De kruipende wortelstok is lang, fors en vertakt zich. Hij is ongeveer een � cm dik en heeft bruine schubben.

Stengels De niet-bloeiende stengels zijn kort en hebben ��n stengelachtig blad. De voet is omhuld door enkele scheden zonder bladschijf, halverwege zitten ��n of twee volledige bladeren. De bloeistengels bevatten dwarsschotten, die van buiten niet zichtbaar zijn. De kamertjes zijn gevuld met los merg, maar die aan de stengeltop is hol. Paddenrus vormt grote matten.

Bladeren De bladen zijn stengelachtig rolrond met dwarsschotten en met doorboringen. De kamertjes tussen de dwarsschotten zijn door lengteschotten verdeeld in kleinere holten.

Bloemen Tweeslachtig. Aan de voet zitten enige schutbladen. Het onderste is meestal korter dan de bloeiwijze. De talrijke bloemhoofdjes vormen een grote, losse, soms min of meer tweekoppige bloeiwijze met veel haaks afstaande tot vaak iets teruggeslagen zijtakken. De 2-2� mm lange bloemdekbladen zijn onderling even lang. Ze zijn aan de top afgerond (zonder topspitsje), strokleurig tot vrijwel wit en later vaak rood aangelopen. Bloemen met zes meeldraden.

Vruchten en zaden Een doosvrucht. Zaden zonder aanhangsel. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan ��n jaar). Eenzaadlobbig.

Biotoop

Bodem Zonnige of soms licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, kalkarme (maar met kalkrijke kwel) tot kalkrijke grond (laagveen, zand, leem en zavel).

Groeiplaatsen Kalkmoerassen, rietland, slenken tussen drijftillen, veenmosrietland, zeggetrilveen, langs sloten, greppels en petgaten grenzend aan legakkers of bos, natte duinvalleien, langs duinplassen, blauwgrasland, licht bemest hooiland, kwelplekken aan de benedenloop van grote rivieren en opgespoten grond.

Verspreiding

Wereld Europa, behalve in het noorden en oosten.

Nederland Inheems. Vrij algemeen.

Vlaanderen Inheems. Zeldzaam.

Walloni� Inheems. Zeldzaam.


biodiversite.wallonie.be

2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl