dbnl.nl

Venlo, Monumenten in Nederland. Limburg, Sabine Broekhoven, Saskia van Ginkel-Meester, Chris Kolman, Elisabeth Stades-Vischer, Ronald Stenvert, Jos Venner - DBNL

  • ️DBNL

Venlo

Stad, ontstaan op een zandopduiking aan de toen moerassige oostelijke Maasoever. Romeinen stichtten hier tussen circa 10 en 70 na Christus een eerste nederzetting in het gebied tussen de huidige Nieuwstraat en Jodenstraat. Deze militair

illustratie

Venlo, Binnenstad vanuit het zuiden

versterkte Maasovergang werd in het laatste kwart van de derde eeuw verlaten. De middeleeuwse nederzetting Venlo (voor het eerst vermeld rond 1000) kende twee kernen. Eén kern lag rond de St.-Martinuskerk. Zuidoostelijk hiervan - ter plaatse van de Lohofstraat - verrees een versterkt Hof van de graaf van Gelre. De tweede kern lag aan de Maaskade en de Oude Markt. Het natuurlijke Maaseiland De Weerd maakte de aanleg van een Maashaven mogelijk. Vanaf de 14de eeuw groeiden beide kernen aaneen. Reinoud II van Gelre verleende Venlo in 1343 stadsrechten. Beide bewoningskernen werden toen samengebracht binnen een - iets wijkende - rechthoekige ommuring. In 1387 is er sprake van een ommuring met rondelen en vier stadspoorten. Het stadsbestuur kocht in 1374 een vrij centraal gelegen stenen huis dat als stadhuis ging dienen. Vóór dit gebouw kwam de Grote Markt tot stand op het kruispunt van vier belangrijke straten (Lomstraat, Steenstraat, Vleesstraat en Gasthuisstraat). In het dun bebouwde zuidoostelijke deel van de stad legde men de Nieuwstraat aan, met in de nabijheid het kruisherenklooster (1399, gesloopt 1852), het augustinessenklooster ‘Mariaweide’ (1416) en het cellebroederklooster ‘Trans Cedron’ (1486, verwoest 1944). Venlo groeide uit tot een bloeiende handelsstad, die in 1481 tot het Hanzeverbond toetrad.

Als ‘sleutel tot het Overkwartier’ werd Venlo regelmatig belegerd en ingenomen. Verbetering van de verdedigingswerken in 1500-'08 belette een inname in 1511, maar met de verovering door Karel V in 1543 ging Venlo tot het Bourgondische rijk behoren. Voor de Maaspoort bouwde men in 1552 een stenen bolwerk en er kwam een dubbele

illustratie

Venlo, Binnenstad

1R.K. St.-Martinuskerk (zie p. 384)
2klooster Mariaweide (p. 386)
3Herv. kerk (p. 386)
4St.-Jacobskapel (p. 386)
5Minderbroederskerk (p. 386)
6R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (p. 386)
7Broederklooster (p. 387)
8klooster Burgemeester Van Rijnsingel 20 (p. 387)
9Stadhuis (p. 387)
10Latijnse School (p. 388)
11Belastingkantoor (p. 388)
12Politiebureau (p. 388)
13Postkantoor (p. 388)
14Gemeentespaarbank (p. 388)
15Raad van Arbeid (p. 389)
16Limburgs Museum (p. 389)
17Museum Van Bommel Van Dam (p. 389)
18Openbare lagere school (p. 389)
19Rijks Hogere Burgerschool (p. 389)
20St.-Thomascollege (p. 389)
21juvenaat paters augustijnen (p. 389)
22R.K. lagere school (p. 389)
23Duitse School (p. 389)
24Metropolecomplex (p. 391)
25Huize St. Jan (p. 391)
26Citytheater (p. 391)
27bioscoop Scala (p. 391)
28Nedinsco-fabriek (p. 391)
29fietsenfabriek Valuas (p. 391)
30fabrieksgebouw Molensingel 15 (p. 391)
31gebouw Venlose Veiling Vereeniging (p. 391)
32kantoorgebouw Straelseweg 2 (p. 391)
33Station (p. 391)

omgrachting tot stand. In 1586 werd Venlo door Parma veroverd. Tijdens een kortstondige nieuwe bloei in het begin van de 17de eeuw werd een minderbroederklooster (1614) gebouwd op het terrein van het oude Hof. Tevens werd de wal tussen beide omgrachtingen uitgebouwd tot een zelfstandige verdedigingsgordel met vijf bastions. Na de inname van Venlo in 1632 door Frederik Hendrik volgden versterkingen met ravelijnen en hoornwerken. Veel mocht dit niet baten, want in 1637 werd Venlo opnieuw Spaans, waarna in 1641-'43 aan de westzijde van de Maas het vijfhoekige fort St. Michiel ontstond.

Vanaf 1716 vormde Venlo een geïsoleerde Staatse enclave in het Pruisische Overkwartier. In 1725-'33 voerde men verbeteringen aan de vesting door. Drie forten werden aangelegd, waaronder Fort Ginkel ter plaatse van het huidige Wilhelminapark. Binnen de wallen stagneerde de bloei en kwamen enkel militaire gebouwen als kazernes (1732) en een arsenaal (1750-'53) tot stand. In 1794 werd Venlo door de Fransen ingenomen. Noch de Nederlandse periode (1814-1830), noch het Belgisch beheer (1830-1839) kon echter veel doen om de algehele economische malaise te verlichten. Pas de komst van de spoorlijn Breda-Maastricht (1865-'66), gevolgd door de opheffing van de vestingstatus (1867) gaf enige economische verlichting aan een inmiddels ook ruimtelijk bekneld geraakte stad.

Venlo ontwikkelde zich tot een spoorwegknooppunt met lijnen naar Viersen (1866), Wesel (1875) en Nijmegen (1883). In het ontmantelingsplan van F.W. van Gendt uit 1872 werd ruimte gereserveerd voor twee spoorwegemplacementen (zuid en oost), militaire terreinen (infanteriekazerne) en voor woningbouwblokken. Nieuwe nijverheid kwam er in de vorm van de chemische fabriek Van der Grinten (1874) en de gloeilampenfabriek Pope (1889). Vanaf 1880 begon de eerste bebouwing van de geplande blokken en na 1892 ontstonden er villa's in het Wilhelminapark. In 1911 werd een nieuw uitbreidingsplan van kracht naar ontwerp van stadsarchitect A.M. Schoenmakers. De spoorwegemplacementen en de infanteriekazerne vormden ruimtelijke barrières voor verdere

illustratie

Venlo, Markt en stadhuis in de 18de eeuw

ontwikkeling. Ter plaatse van de infanteriekazerne kwam in 1916 de ‘Rozariumwijk’ tot stand naar een stedenbouwkundig plan van W.F.C. Schaap. In 1930 werd de vergrote haven geopend. Voor de aanpalende binnenstad bestonden plannen tot sanering. J.H.J. Kayser maakte in 1942 een saneringsplan waarbij hij onder meer voorstelde om tussen Parade en Peperstraat de St.-Jorisstraat aan te leggen (gerealiseerd rond 1950). Om de ruimtenood op te kunnen lossen volgde in 1940 een gemeentegrenscorrectie, waardoor Blerick bij Venlo kwam. Venlo liep in 1944-'45 zware oorlogsschade op, waarbij onder meer de Klaaskerk (1399) en het arsenaal (1750) geheel verloren gingen. Kayser kreeg in 1945 opdracht tot herbouw van de binnenstad, maar na onenigheid werd M.P.J.H. Klijnen aangetrokken om een afzonderlijk plan te ontwikkelen voor de verkeersafhandeling rond de Roermondse Poort en het Koninginneplein (1951). Het oostelijke spoorwegemplacement werd tot Julianapark omgevormd; de zuidelijke sporen kwamen geheel verhoogd te liggen. Na de wederopbouwperiode ontstonden industrieterreinen in het noorden,

illustratie

Venlo, R.K. St.-Martinuskerk, interieur

aan weerszijden van de Maas. Aan de zuid- en oostkant, maar vooral in Blerick, kwam vervolgens een ruime schil met woonhuizen tot stand. Recent wordt ook het gebied tussen Venlo en Tegelen ontwikkeld.

De R.K. St.-Martinuskerk (Grote Kerkstraat 40) [1] is een driebeukige hallenkerk met drie driezijdig gesloten koren, een dwarsschip en een toren van drie geledingen met tentdak. Eind 13de eeuw verrees een eerste kerk, waarvan delen van de toren tot 1951 zichtbaar waren. In 1411 werd begonnen met de bouw van een laat-gotische driebeukige kruiskerk, aanvankelijk onder leiding van bouwmeester Dries en vanaf 1419 van meester Gerard. Deze nieuwe kerk werd in 1430 gewijd. Opvallend is dat de smalle noorderzijbeuk dezelfde hoogte kreeg als het middenschip. Naast het hoofdkoor bouwde men in 1438 en 1458

illustratie

Venlo, R.K. St.-Martinuskerk, plattegrond

respectievelijk het noorder- en het zuiderzijkoor, beide even hoog en diep als het hoofdkoor. Vóór de romaanse toren verrees in 1419-'44 onder leiding van bouwmeester Herman Wegge een monumentale - vooral als stedelijke uitkijkpost dienende - laat-gotische stadstoren, die niet helemaal werd afgebouwd. Bij de belegering van 1511 en de aardbeving van 1532 liepen toren en kerk schade op doordat een hoekpilaar volledig was ingestort. In de eerste helft van de 16de eeuw bouwde men aan de zuidzijde tegen het transept een driezijdig gesloten laat-gotische zuidkapel en daarnaast een sacristie. Nog in 1610 werd de zuiderzijbeuk gesloopt en met een dubbele breedte herbouwd. De bouwvallig geworden stadstoren moest in 1766-'74 worden gesloopt, waarbij enkel het onderste stuk van de zware zuidoostelijke hoekpijler bleef staan. De achterliggende oude romaanse toren werd in 1775 met een geleding verhoogd. Bij de ingrijpende kerkrestauratie in 1879-'82 door P.J.H. Cuypers kreeg die toren een neogotische bekroning. De toren brandde in 1944 uit, waarbij de torenspits op de schipgewelven viel, en stortte vervolgens in 1945 in. De kerk heeft men in 1946-'48 hersteld onder leiding van J.H.J. Kayser, waarbij het schip ter plaatse van de gesloopte romaanse toren met een travee werd verlengd. In 1951-'53 verrees de huidige sobere kerktoren naar ontwerp van Kayser. Boven de ingang zit een door C.L. Vos vervaardigd hardstenen reliëf (1958).

Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisgewelven op vierkante pijlers met kolonetten. De zuiderkapel en de sacristie hebben netgewelven. Tot de oude inventaris behoren laat-gotische koorbanken (16de eeuw) met figuraal snijwerk aan zijschotten en misericordes, een communiebank (circa 1700) en een weelderig gesneden preekstoel (1707) met allegorieën op het geloof. De doopkapel wordt afgesloten door een fraai hek in maniëristische vormen met evangelistensymbolen. Het stamt uit dezelfde tijd als het door Herman de Potgieter vervaardigde monumentale roodkoperen doopvont (1619-'21) met deksel en hefarm voorzien van gotiserende decoraties. Verder bevinden zich in de kerk (sinds 1844) de laat-14de-eeuwse Zwarte Lieve Vrouwe van Venlo, diverse 15de-en 16de-eeuwse beelden en een 17de-eeuws schilderij door Jan van Cleef. Tot de jonge inventaris behoort een groot

illustratie

Venlo, Klooster Mariaweide (1957)

neogotische vleugelaltaar (1898-1901), vervaardigd naar ontwerp van Jos. Windhausen. De gebrandschilderde ramen, waarvan er diverse de oorlog hebben overleefd, zijn gemaakt door F. Nicolas (1874), C. van Straaten (1925-'43), Ch. Eyck (1948-'50) en D. Wildschut (1960-'80).

Aan de noordzijde van de kerk bevindt zich een poort in Lodewijk XV-stijl uit 1777 afkomstig van het voorm. kruisherenklooster. In de nabijheid staan ook een kalkstenen grafzuil (circa 1500) en twee grafkruisen. De Weem of pastorie (Grote Kerkstraat 26), een statig pand met twee smalle eenlaagse haakse vleugels, is ontstaan bij de herbouw in 1764-'65 van een uit 1647 stammende pastorie. Van die oude pastorie is inwendig een poortje behouden, uit de tijd van de herbouw dateert een schouw. De ingangspoort werd naar plannen van Joh. Kayser in 1892 naar voren gebracht toen de binnenplaats werd overdekt en de voorgevel een neorenaissance-uiterlijk kreeg. De naastgelegen kapelanie (Grote Kerkstraat 30) kwam in 1897-'98 tot stand in neorenaissance-stijl naar ontwerp van H. Seelen.

Het klooster Mariaweide (Nieuwstraat 41) [2] werd in 1416 gesticht door de augustinessen ‘op de Weide’. Eind 15de eeuw verrees de huidige eenbeukige laat-gotische kloosterkerk met driezijdig gesloten koor. In 1747 werd het klooster door brand beschadigd. Bij het herstel verrees het huidige westportaal met lessenaarsdak. In 1798 kwam het klooster in particuliere handen. Na de verwoesting van het klooster in 1944 heeft men de kerk in 1955-'56 gerestaureerd onder leiding van J.H.J. Kayser. Daarbij zijn een dakruiter, een sacristie en twee aanbouwen in het verlengde van het portaal toegevoegd. De kerk ging vervolgens dienst doen als kapel van het dominicanerklooster Mariaweide, dat in 1960 naar plannen van J. van Hest werd gebouwd in op de Bossche school geïnspireerde traditionalistische vormen.

De Herv. kerk (St.-Jorisstraat 16) [3] is een T-vormige kerk met dakruiter. In 1509 kreeg het St.-Jorisgasthuis een laat-gotische kapel met driezijdig gesloten koor. Deze kapel werd in 1632-'37 en vanaf 1702 door de protestanten in gebruik genomen. Naar plannen van de Dordtse bouwmeester Pleun van Bolnes volgde in 1718 een aanzienlijke uitbreiding. In het koor kwam een consistoriekamer met eenvoudige Lodewijk XIV-versieringen. Van de kerkinventaris zijn de preekstoel en het doophek eveneens uit die tijd. Delen van de gebrandschilderde ramen dateren uit 1719. De orgelkast (1695) werd gemaakt door C. Ruprecht. De kerk is in 1950 gerestaureerd en opnieuw in 1993-'94.

De voorm. St.-Jacobskapel (Maasschriksel ong.) [4] is het westelijke deel van de 1533 in laat-gotische vormen gebouwde kapel van het nieuwe St.-Jacobsgasthuis. Bij een belegering in 1702 werd de al in 1580 buiten gebruik geraakte kapel zwaar beschadigd. In 1932

illustratie

Venlo, R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen, plattegrond

heeft men het restant gerestaureerd en verbouwd tot toegang van een toen gebouwd kantoor.

De voorm. Minderbroederskerk (Minderbroedersstraat 2) [5] is een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een dakruiter. Op de plaats van het oude Hof werd in 1614-'16 een franciscanenklooster gebouwd, waaraan in 1617-'20 de huidige kerk in laat-gotische vormen werd toegevoegd. Het hardstenen westportaal heeft maniëristische details. In 1795 wees men de kloosterkerk aan als hospitaal en de kloostervleugels als infanteriekazerne (gesloopt 1916). Het kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven op toskaanse pilasters. De kerk is in 1938-'43 en in 1950 gerestaureerd.

Het voorm. klooster Mariadal (Schoolweg 140-146) werd in 1889 door Duitse dominicanessen gesticht als Kulturkampfklooster onder de naam ‘Mariënthal’. In twee fasen (1890 en 1894) kwam een fors carrévormig klooster in neogotische stijl tot stand. Aan de oostzijde werd in 1901 een flinke neogotische kapel toegevoegd naar ontwerp van J. Baeten.

De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (Sinselveldstraat 35) [6] is een driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor, zeszijdige kruising met dakruiter en een

toren van vier geledingen met frontalen en ruitdaken. Deze kerk uit 1913-'14 was het laatste neogotische kerkontwerp van P.J.H. Cuypers. De toren heeft romanogotische vormen. De in 1944-'45 zwaar beschadigde kerk heeft men in 1947-'48 hersteld onder leiding van F. Stoks, waarbij de torenspits lager is herbouwd. Bijzonder is inwendig de zeszijdige kruising, die wordt bekroond door een hoge koepel. De kerk bevat een bescheiden hoofdaltaar uit de bouwtijd. De door H. Seelen ontworpen pastorie (Sinselveldstraat 37) dateert uit 1912.

Overige kerken. De R.K.H. Hart van Jezuskerk (Veldenseweg 2) is een monumentale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, hoog opgaand vieringsdeel met dakruiter en een open portaal. De op romaanse en Byzantijnse vormen geïnspireerde kerk werd in 1921-'22 gebouwd naar ontwerp van J.H.J. Kayser. Het interieur wordt gedomineerd door een forse koepel op de kruising. De R.K. St.-Joseph ‘Paterskerk’ (Maagdenbergweg 21) is een eenbeukige, recht gesloten kerk met portaal, gebouwd in 1929 als voorlopige hulpkerk naar ontwerp van H. Rijven. In

illustratie

Venlo, Stadhuis

1938-'39 in traditionalistische vormen opgetrokken naar ontwerp van A.J. Kropholler en F.H. Stoks is de R.K. kerk H. Familie (Belletablestraat 19). Deze grote driebeukige kerk heeft een recht gesloten koor en een slanke ongelede toren met ingesnoerde naaldspits. Het meubilair is uit de bouwtijd, waaronder enkele geglazuurde tegeltableaus in het middenschip. De R.K. Johannes Boscokerk (bij Johannes Boscostraat 20), een opvallende koepelkerk voorzien van twee torens met uivormige spitsen, kwam in 1957 tot stand naar een op Byzantijnse vormen geïnspireerd ontwerp van F.H. Stoks en A.J. Rats. Moderne zaalvormige kerken zijn de grote R.K. St.-Nicolaaskerk (Wolweversstraat 2) uit 1960-'61, naar plannen van G.J. van der Grinten, en de lage R.K. St.-Michaëlskerk (Straelseweg 614) met vrijstaande betonnen klokkentoren, gebouwd in 1965-'66 naar plannen van J. van Hest.

Overige kloosters. Het voorm. Broederklooster (St.-Martinusstraat 2-54) [7] werd in 1894 gebouwd naar een ontwerp in neorenaissance-stijl van J. Jorna en is in 1987 tot appartementen verbouwd. Stilistisch vergelijkbaar is het voorm. klooster Burg. Van Rijnsingel 20 [8] uit circa 1905. Rondom Venlo ontstonden ook diverse kloosters of andere geestelijke stichtingen. Zo werd Huize Nazareth (Straelseweg 329) in 1901 gesticht ten behoeve van verwaarloosde kinderen en wezen. De hoofdvleugel (1909) en kapel (1911) in neorenaissance-stijl zijn ontworpen door H. Seelen. Later sterk verbouwd - maar stedenbouwkundig belangrijk - zijn het laat-19de-eeuwse ursulinenklooster (Salesianenstraat 8), het in 1911 gestichte O.L.-Vrouweklooster (Auxiliatrixweg 35) en het in 1914 gestichte klooster van de Dominicanessen van Bethanië (Kaldenkerkerweg 463).

Stadsmuur. Van de midden-14de-eeuwse ommuring zijn in de tuin van het klooster Mariaweide kleine stukken bewaard gebleven en van De Luif (Havenkade ong.) - een rijtje tegen en op de stadsmuur gebouwde huizen - resteert sinds 1945 een klein stuk muurwerk.

Het stadhuis (Markt 1) [9] is een fors, vrijstaand, nagenoeg vierkant gebouw. In 1374 werd het aan de Lomstraat gelegen huis van Gerard van Bocholt gekocht en verbouwd (1385). Hiernaast kwam in

illustratie

Venlo, Stadhuis, plattegrond bel-etage

illustratie

Venlo, Latijnse school

1396 een Dinghuis. Begin 15de eeuw werd een begin gemaakt met een plein aan de zuidzijde, waartoe in 1536 een huis werd opgekocht. Naar ontwerp van Mathis Brouwer volgde in 1564-'66 een ingrijpende verbouwing, waarbij de oriëntatie van het gebouw draaide van de Lomstraat naar de nieuwe Grote Markt. Hier werd op de verdieping een (inmiddels verdwenen) aanbouw op bogen gerealiseerd; op de begane grond is een toegangspoortje in vroege renaissance-stijl bewaard gebleven. In 1597-1601 leidde Willem van Bommel een ingrijpende verbouwing. Daarbij liet hij de 16de-eeuwse kelder, kapconstructie en de buitengevels grotendeels intact, al kregen deze nieuwe vensters. Aan de noordzijde kwam de nog bestaande maniëristische poort naar de markthal. Deze hal, die slechts tot 1612 als waag en vleeshal diende, heeft een overwelving op vier hardstenen dorische zuilen. Van Bommels belangrijkste toevoeging waren de voorbouw - met oorspronkelijk op de begane grond een open zuilengalerij - en de twee achtzijdige torens van ongelijke hoogte en grootte. Voor de zuilengalerij plaatste Kelardt van Luyck al in 1609 een dubbele hardstenen bordestrap in maniëristische stijl met ionische zuilen. In een hierop geïnspireerde vormen voegde Caspar de Liège een baldakijn toe (1736-'37). Ook in 1737 kreeg de voorgevel nieuwe vensters, een pronkrisaliet en een bepleistering; de bepleistering van de overige gevels volgde in 1822. Naar plannen van Joh. Kayser vond in 1881-'87 een ingrijpende restauratie plaats, waarbij de gevels werden ontpleisterd en de voorgevel zijn huidige pilasterbekleding en topgevel in neorenaissance-vormen kreeg. Aan de achterzijde werden arkeltorens toegevoegd. Bij de inwendige restauratie van 1932-'34 heeft men het geveldeel uit 1564-'66 weer in het zicht gebracht. In 1953-'58 volgde nog een ingrijpende inwendige verbouwing naar plannen van J.H.J. Kayser. Het stadhuis is uitwendig hersteld in 2000.

Inwendig is met name de oude raadzaal van belang. De uit 1564-'66 daterende schouw met consoles in vroege renaissance-vormen is herplaatst rond 1600. Rond 1740 aangebracht zijn de schouwboezem in Lodewijk XIV-vormen en het goudleerbehang. Verder zijn er twee 17de-eeuwse portalen. Eén daarvan is voorzien van het zogeheten Adam-en-Eva-uurwerk (1716), dat in verbinding staat met een door Geert van Venlo gegoten luidklok (1512) in de toren. De klok in de andere toren is van Jan van Venlo (1493). Van belang zijn ook de diverse gebrandschilderde ramen met wapens van bestuurders en de schilderstukken (17de-20ste eeuw).

De voorm. Latijnse School, ook bekend als het ‘Ald Weishoes’ (Grote Kerkstraat 31) [10], heeft een maniëristische voorgevel met twee in- en uitgezwenkte topgevels voorzien van kleine pinakels. Deze gevel kwam in 1611 tot stand toen de oude stadsschool ter plaatse werd vernieuwd. De in essentie 16de-eeuwse hardstenen ingangsomlijsting is mogelijk een restant van die oude school. De nieuwe Latijnse school verloor al in 1619 zijn functie, maar was vanaf 1680 tot 1883 weer in gebruik als stadsschool. Daarna werd het gebouw een onderdeel van de R.K. Burgerlijke

illustratie

Venlo, Politiebureau

Godshuizen. Met behoud van de gevel heeft men het pand in 1926-'27 geheel vernieuwd naar plannen van J.H.J. Kayser. Toen zijn ook aan weerszijden de aanbouwen met de voor hem zo karakteristieke zakelijke-expressionistische stijl toegevoegd. De naastgelegen R.K. Burgerlijke Godshuizen (Grote Kerkstraat 27-29) werden in 1577 gesticht op basis van een schenking door Johan de Verwer en Anna Ingenhuys. Nummer 27 bevat nog een 16de-eeuwse kap. Vanaf 1757 diende het complex ook als weeshuis en in 1820 kreeg het de huidige sobere neoclassicistische voorgevel. Het voorm. belastingkantoor (Parade 7) [11] is een drielaags hoekpand, gebouwd in 1888 naar plannen van A. Voerman in rijke neorenaissance-stijl. Het voorm. politiebureau (Lohofstraat 12-28) [12] is een drielaags hoekpand in zakelijk-expressionistische stijl uit 1928. Het bureau Gemeentewerken verzorgde het ontwerp in samenwerking met H. Huydts. In 1984 is het pand naar plannen van T. Kleinjans verbouwd tot appartementen.

Het postkantoor (Keulsepoort 1) [13], een sober traditionalistisch vorm gegeven gebouw uit 1938-'39, is ontworpen door H. Hoekstra. Onder de diverse versieringen bevinden zich enkele door C.L. Vos vervaardigde voorstellingen van Goltzius, Mercator en Puteanus.

De voorm. gemeentespaarbank (Prinsenhofstraat 1-5) [14] werd in 1929 gebouwd naar ontwerp van J.H.J. Kayser in krachtige zakelijk-expressionistische vormen. Het gebouw is uitgevoerd met strokenvensters en een loggia.

De Raad van Arbeid (Nassaustraat 36) [15], een statig tweelaags kantoorpand in wederopbouwvormen, is gebouwd rond 1950 ter plaatse van het in 1944 verwoeste Arsenaal.

Het Limburgs Museum (Keulsepoort 5) [16] is een L-vormig gebouw met een licht gebogen, lange hoge vleugel met expositieruimten en een lagere haakse dienstvleugel. Het werd in 2000 gebouwd naar ontwerp van J. Dekkers van EGM Architecten. Op de kop van de hoge vleugel bevindt zich een rond gebouwtje dat in 1933 werd gebouwd als benzinestation voor ‘Standard Oil’. De twee haaks op elkaar staande luifels zijn in 1956 verwijderd en in 2000 herbouwd. Nabij het Limburgs Museum ligt het Museum Van Bommel Van Dam (Deken van Oppensingel 6) [17] gebouwd in sober modernistische vormen in 1965 naar plannen van J. van Hest. Scholen. De voorm. openbare lagere school (Goltziusstraat 21) [18] is een carrévormig pand in opvallend rijke neorenaissance-stijl. Het werd in 1883 gebouwd naar ontwerp van Joh. Kayser ten behoeve van de 1ste en 2de openbare school met tien lokalen rond een gesloten binnenplaats. De aan de voorzijde op de verdieping gelegen onderwijzerswoning werd in 1901 verbouwd tot de 3de openbare school. Daarbij verhoogde men de zijvleugels voor vier extra lokalen. Van 1950 tot 1964 diende het gebouw als MTS en van 1967 tot 2000 als Goltziusmuseum. De voorm. Rijks Hogere Burgerschool (Mgr. Nolensplein 66) [19], bestaande uit twee haakse vleugels met een ingangspartij op de hoek, werd in 1887-'89 gebouwd in rijke neogotische vormen naar ontwerp van J. van Lokhorst. In 1914 kwam aan de Martinusstraat de uitbreiding met een haakse vleugel tot stand. Het gebouw is in 1992 tot appartementen verbouwd. Neorenaissance-details vertoont het eveneens indrukwekkende drielaagse St.-Thomascollege (Hogeweg 24) [20] uit circa 1905. Hier tegenaan bouwde men in 1929 naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van J.H.J. Kayser het Juvenaat Paters Augustijnen (Hogeweg 26) [21]. Een vergelijkbare stijl hebben de voorm. R.K. lagere school Grote Kerkstraat 38 (circa 1928) [22] en de voorm.

illustratie

Venlo, Woonhuis Parade 62-64

Duitse School (Julianastraat 3) [23], gebouwd in 1929-'30 naar ontwerp van J.L. Grubben. De rond 1950 op een H-vormige plattegrond uitgevoerde R.K. lagere school Maagdenbergweg 25 is een voorbeeld van een school in wederopbouwstijl. H. Hertzberger ontwierp in 1997 de openbare basisschool De Koperwiek (Broekhofweg 2), een moderne halschool.

Woonhuizen. Ondanks zware oorlogsschade zijn in Venlo vele middeleeuwse woonhuizen bewaard gebleven. Ook gaan er achter later verbouwde gevels oudere constructies schuil. Zo hebben Houtstraat 9-11, Lomstraat 44-46 en Gasthuisstraat 2 een oudere kern. Gasthuisstraat 18 bezit nog een 15de-eeuwse kap met tussenbalkjuk. Het gaat hier om een oorspronkelijk dubbelhuis onder één kap, een zogeheten breed zaalhuis met doorgaande scheidingsmuur. Deze bouwwijze is het beste te zien aan de later verbouwde laat-gotische gevel met uitkragende bogen op gebeeldhouwde koppen van Parade 62-64. Het gaat om een 15de-eeuws huis dat rond 1552 (d) is verbouwd en vermoedelijk rond 1910 is gepleisterd. Bij het in de kern 15de-eeuwse huis Markt 17 is de rechterzijde architectonisch onderdeel geworden van het hoekpand Vleesstraat 2-4. Andere, in opzet 16de-eeuwse, dubbelhuizen zijn Lomstraat 4 en Stad Venlo (Klaasstraat 62-64). Bij het laatste

illustratie

Venlo, Huis Schreurs

pand is te zien dat de grote kap iets is teruggelegd en er links (1890) en rechts (1941) nieuwe gevels zijn voorgezet. Het zogeheten Huis Schreurs (Grote Kerkstraat 17-19) is het laatste en veruit rijkste voorbeeld van dit bouwtype. De forse in- en uitgezwenkte gevel uit 1588 wordt geleed door korfboognissen. Deze laat-gotische vormgeving wordt gecombineerd met vroeg-renaissancistische portretmedaillons en een dito wapensteen met het alliantiewapen van de families Vogelsanck en Boener. Het pand werd in 1921-'22 gerestaureerd en ontpleisterd.

Het Romerhuis (Kwartelenmarkt 1) werd vermoedelijk in 1521 gebouwd als een - oorspronkelijk niet gesplitst - diep huis. De gevel wordt geleed door laat-gotische korfboognissen, die in de geveltop zijn versierd met gevorkte baksteentraceringen. De gevelbekroning met trappen en overhoekse pinakels dateert van de restauratie in 1939-'41. De smallere, deels in vakwerk uitgevoerde, achterbouw heeft men na oorlogsschade gewijzigd herbouwd in 1949-'50. Een door korfbogen gelede gevel uit het tweede kwart van de 16de eeuw kwam te voorschijn bij de restauratie in 1950 van het pand Ottenheym (Vleesstraat 7-9). Vrijwel alle 17de-eeuwse huizen zijn in de oorlog verdwenen. Bewaard bleef het dwarse huis Parade 28 met een 16de-eeuwse kern en een voorgevel uit 1611.

Vooral vanwege de toen stagnerende stedelijke economie zijn 18de- en 19de-eeuwe woonhuizen schaars in Venlo. Een van de weinige voorbeelden is Vleesstraat 45 met een dakkapel in Lodewijk XVI-stijl. Pas na de opheffing van de vestingstatus (1867) ontstond er weer enige nieuwbouw. De forse vrijstaande villa Beek en Eik (Stalbergweg 1) werd in 1876 in sober neoclassicistische vormen gebouwd; de jugendstil-vensteromlijstingen zijn uit circa 1905. Eveneens sober neoclassicistisch van vorm is Kleine Beekstraat 19-21 (circa 1880). Het gepleisterde drielaags huis Parade 3 heeft een statige eclectische gevel met pronkrisaliet en segmentvormig fronton. Kenmerkend voor de periode rond 1880 zijn de gepleisterde herenhuizen met eclectische vensteromlijstingen voorzien van kuifstukken, zoals Mgr. Nolensplein 2-6, St.-Martinusstraat 62, Vleesstraat 23, 2-4 en - als later voorbeeld - Grote Kerkstraat 24 (1902). In 1901 ontwierp P. Rassaerts voor H. de Kan de villa Flora (Wilhelminapark 1) in meer Frans aandoende eclectische vormen. Bijna identiek is zijn ontwerp voor het herenhuis Spoorstraat 38, gebouwd in 1908 voor T. Berger. Inwendig heeft dit pand in 1987 naar plannen van J. Coenen een hoge lucide centrale hal gekregen. Neorenaissance-vormen zijn sterk aanwezig bij de eclectische villa's Heutzstraat 2 (circa 1900) en Spoorstraat 34 (1906), de laatste naar ontwerp van P. Rassaerts.

Venlo kent een opvallend groot aantal villa's en herenhuizen in neorenaissance-stijl. Vroege voorbeelden zijn Kaldenkerkerweg 13-14 (1888) en Roermondsestraat 25-27 (circa 1892). Ook de eerste villa's in het Wilhelminapark zijn in deze stijl gebouwd, zoals Villa Puteanus (Wilhelminapark 20) en Villa Goltzius (Wilhelminapark 22), beide opgetrokken in 1893 naar ontwerp van H. Seelen. Met veel details in geglazuurde sierstenen ontwierp hij ook de neorenaissance-herenhuizen Kaldenkerkerweg 27-29 (1896), St.-Martinusstraat 17-21 (1899), Roermondsestraat 57 (1902), Grote Kerkstraat 22 (1902) en Parkstraat 8-12 (circa 1910). Architect Rassaerts ontwierp in deze stijl Straelseweg 7-9 (1901). Bij de woonhuizen Goltziusstraat 5-9 (1899; ontwerp J. Goree), Goltziusstraat 1 (1900) en Mercatorstraat 2-8 (circa 1900) ligt de nadruk meer op het materiaalgebruik. Het dubbele herenhuis Tegelseweg 34-36 (circa 1910) is een goed voorbeeld van late neorenaissance. In een combinatie van neorenaissance- en chaletstijl-elementen ontwierp Seelen de villa's Anna (Wilhelminapark 26; 1901) en Kakelhof (Wilhelminapark 18; 1909). Met de voor hem karakteristieke banden siermetselwerk en vensteromlijstingen kwamen in jugendstil-vormen de woonhuizen Burg. Van Rijnsingel 1-2 (1905) en Roermondsestraat 35 (circa 1905) tot stand. Andere voorbeelden van jugendstil zijn de door Rassaerts ontworpen burgermanshuizen Heutzstraat 17-23 (1901) en de dubbele villa Villa Maria/Villa Agnes (Wilhelminapark 3-5; 1902). Opvallende jugendstilgevels hebben ook de door J. Baeten vorm gegeven woonhuizen St.-Martinusstraat 80-88 (1903). Rationalistische details overheersen bij Markt 25 (circa 1910) en Huize Ginkel (Wilhelminapark 32; 1911). In de statige classicistische variant van de Nieuw-Historiserende stijl verrezen de villa Avila (Wilhelminapark 14; 1909) en de door J. Keuller ontworpen villa Marijke (Wilhelminapark 30; 1910). De naar plannen van H. Rijven in 1910 gebouwde huizen Burg. Van Rijnsingel 13-15 vertonen ‘Um 1800’-details. Van zijn hand zijn ook de in 1921 voor gloeilampenfabriek Pope gebouwde middenstandswoningen Herungerweg 116-130. Voorbeelden van volkswoningbouw met sobere expressionistische details zijn de arbeiderswoningen Dr. Poelsplein 2-16 en Kaldenkerkerweg 113-159, ontworpen in 1929 door A. Knipschild. Vroege expressionistische details hebben de door H.W. Valk ontworpen huizen Burg. Van Rijnsingel 29-33 (1917). Expressionistisch van vorm is Wilhelminapark 24 (1931); een strakkere variant hiervan is de in 1926 door H. Rijven ontworpen villa Julianastraat 14. Opvallend zijn verder enkele forse villa's in zakelijk-expressionistische vormen, zoals Mariahof (Herungerweg 164; 1927), naar plannen van J.W. Hanrath, Hilverloo (Herungerweg 166; 1927), ontworpen door M.C. Andriessen, en Herungerweg 168 (1932) door M. Huygen. Ook J.H.J. Kayser ontwierp in deze stijl. De villa Wilhelminapark 8-10 (1915) is een vroeg voorbeeld, maar karakteristieker voor zijn werk zijn Wilhelminapark 40 (1926), Lohofstraat 17 (1926), Jan de Verwerstraat 10 (1934) en Tegelseweg 107 (1935). De voor deze stijl kenmerkende strokenvensters heeft de villa Wilhelminapark 36, gebouwd in 1933 naar plannen van J. Wielders. P. Leusen ontwierp in deze stijl de villa's Deken van Oppensingel 21 (1932) en Mecklenburgstraat 7-9 (1935). Tevens was hij uitvoerend architect van de in 1936 door W.M. Dudok ontworpen gepleisterde villa Hertog Reinoudsingel 156; de enige van de genoemde zakelijk-expressionistische villa's met een plat dak (restauratie 1999). Interessante voorbeelden van wederopbouw zijn de rond 1954 door J. van Hest ontworpen drielaags flats in de Frans Halsstraat.

Winkels. Een goed voorbeeld van een stedelijk complex winkels met bovenwoningen is Gasthuisstraat 26-32, gebouwd in 1889 in neorenaissance-stijl naar plannen van Joh. Kayser. Vermoedelijk eveneens van zijn hand is de winkel Vleesstraat 13 (1880). Voorbeelden van winkels op straathoeken met als accent torenvormige erkers of andere bekroningen zijn Vleesstraat 31 (1899), ontworpen door J. Keuller, Geldersepoort 23 (circa 1900) en Parade 35 (1905). Ook de door L.H. Bours in 1901 ontworpen winkel Parade 19 heeft een opvallende bekroning in de vorm van een dakerker met schilddak, gedekt door Franse Gilardonische dakpannen. Voorbeelden van winkels met jugendstil-achtige details zijn Parade 25 (1902; ontwerp H. Seelen) en Tegelseweg 10 (1915; A. Holten). Een vroeg ontwerp van J.H.J. Kayser is het in 1919 gebouwde voorm. winkelhuis Bervoets, nu ‘Bedaux’ (Peperstraat 6) met expressionistische details en een hoekaccent in de vorm van een koepeltje. Eveneens expressionistisch is het in 1930 naar plannen van O. Leeuw gebouwde warenhuis Vroom & Dreesmann (Vleesstraat 34-42). Het woon- en winkelcomplex

illustratie

Venlo, Metropolecomplex

Parade 92 kwam in 1939-'40 tot stand naar ontwerp van B. Hendrix, die ook de naastgelegen poort naar de tuin van het klooster Mariaweide ontwierp. In wederopbouwvormen uitgevoerd is het woon- en winkelcomplex St.-Jorisstraat 1-37 (circa 1950). Horeca. Aan enkele uitvalswegen liggen vroegere herbergen, zoals Huize St.-Urbanus (St.-Urbanusweg 48). Dit in de 19de eeuw verhoogde, gepleisterde pand met de jaartalankers ‘1711’ diende tevens als gildehuis van het Akkermansgilde. De Gelderse Postwagen (Herungerweg 170) is een brede eenlaags herberg met topgevel, herbouwd in 1754 en gerestaureerd in 1971. Het gepleisterde pand Kaldenkerkerweg 239 werd in 1873 als brouwerij gebouwd en in 1904 herbouwd. In de stad verrees in 1902 naar ontwerp van P. Rassaerts voor J. Jentjes het Metropolecomplex (Straelseweg 1-5) [24]. Dit in rijke jugendstil-vormen gebouwde complex bood plaats aan woningen, winkels, restaurant en concertzaal. Rassaerts' hand is ook bespeurbaar in Café Nationaal (Parade 54) uit circa 1905. Uit diezelfde tijd dateert ook Café Central (Markt 16). Huize St. Jan (Keullerstraat 1) [25] werd in 1927 gebouwd in opdracht van de ‘Vereniging tot Exploitatie van een Alcoholvrij Lokaal’ naar ontwerp van J.H.J. Kayser.

Bioscopen. Het Citytheater (Vleesstraat 36-38) [26] werd in 1939 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen naar plannen van P. Leusen. De rond 1950 gemoderniseerde bioscoop Scala (Steenstraat 1) [27] werd rond 1920 ingericht in een 19de-eeuws woonhuis.

De Nedinsco-fabriek (Molensingel 17) [28] werd in 1921 gesticht als Nederlandse Instrumenten Compagnie, een dochteronderneming van de Carl Zeiss uit Jena. Met deze vestiging beoogde men de beperkingen van de wapenproductie in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog te kunnen omzeilen. In 1921-'23 verrezen de eerste gebouwen in functionalistische stijl aan de Molensingel. De Duitse architect H. Schlag ontwierp de machinehal en de acht bouwlagen hoge assemblagetoren. Met H. Seelen als opzichter werd het werk in 1929-'30 in gewapend beton uitgevoerd door de firma Dyckerhoff & Widmann AG uit Düsseldorf. In dit gebouw werden onder meer duikbootperiscopen voor de Duitse Kriegsmarine gemaakt. Het poortgebouw (1930) werd ontworpen door P. van Soest.

Overige bedrijfsgebouwen. Ten behoeve van de fietsenfabriek ‘Valuas’ werd in 1909 de drielaags woning annex werkplaats Straelseweg 19-21 [29] gebouwd naar ontwerp van P.L. Leusden. De voorm. beeldenfabriek ‘St. Joseph’ (Emmastraat 84-86) uit 1916 heeft eenzelfde karakter. Uit 1907 dateert het voorm. fabrieksgebouw Molensingel 15 [30] met een aardige op jugendstil-vormen geïnspireerde gevel in gele baksteen. Van het voorm. gemeentelijk slachthuis (Kerkhofweg 5) is een torenvormig bouwdeel met traptoren bewaard gebleven. Het in rationalistische vormen door H. Rijven ontworpen gebouw uit 1913 werd in 1991 gesloten. Van het voorm. gebouw van de Venlose Veiling Vereeniging (Rodestraat 5-9) [31], opgetrokken in 1928-'29 naar een krachtig zakelijk-expressionistisch ontwerp van J. Grubben, is een deel van de voorgevel bewaard gebleven. In wederopbouwvormen uitgevoerd is het Enfacomplex (Krekelveldstraat 27), gebouwd in 1947 naar plannen van J. van Hest. Het rijzige in vergelijkbare stijl uitgevoerde voorm. kantoorgebouw Straelseweg 2 [32] (circa 1950) is nu in gebruik als kappersacademie. Modernistisch is het eerste gebouw uit 1963 van Océ- Van der Grinten (St.-Urbanusweg 43) naar ontwerp van G.J. van der Grinten. Het is door een loopbrug verbonden met een in 1976 door L. de Keijser van Environmental Design ontworpen structuralistisch kantoorgebouw.

Het voorm. waterpompstation (Zwarteweg 2) van de gemeente Venlo werd in 1888 gebouwd in neorenaissance-stijl naar ontwerp van J.C. van Wijk en C.W. Hoogendijk in opdracht van de Waterleiding Exploitatie Maatschappij uit Rotterdam. De bijbehorende dienstwoningen hebben sierspanten in chaletstijl.

Het station (Stationsplein 1) [33] is een langgerekt gebouw met licht omhooglopend en overstekend dak, gebouwd in 1958 naar ontwerp van K. van der Gaast. De terzijde staande, opengewerkte toren is voorzien van een stationsklok.

Gedenktekens. Het bronzen H. Hartbeeld ‘Regi Suocires’ (bij Keulsepoort 1) werd in 1920 gemaakt door A. Falise. Op het Dr. Poelsplein staat een beeldengroep van de Heilige Familie (1931), met twee plaquettes ter ere van Dr. Poels en Dr. Derckx, en op het Mgr. Nolensplein staat een beeld van Mgr. Nolens (1951). Beide zijn ontworpen door C.L. Vos. Het bronzen

beeld van Henri Belletable (bij Belletablestraat 19) werd in 1938 gemaakt door P. Verdonk.

Parken. Ter plaatse van het in 1730-'31 aangelegde Fort Ginkel, dat in 1882 in handen van de stedelijke overheid kwam, ontstond het Wilhelminapark. Op initiatief van stadsarchitect Joh. Kayser ontwierp tuinarchitect P.L. Rosseels een cirkelvormig park in landschapsstijl. Pas na de oprichting van de ‘Puteaunuspark-vereeniging’ in 1892 maakte men een aarzelend begin met de bouw van de omringende villa's. In de sleutelgatvormige vijver werd in 1921 een door M. de Klerk in expressionistische stijl ontworpen fontein aangelegd, met sculpturen van Hildo Krop. Het Julianapark (Burg. Van Rijnsingel), aangelegd in 1946 op het voormalige rangeerterrein van de opgeheven spoorlijn naar Wesel, heeft in 2000 een renovatie ondergaan.

Begraafplaatsen. De in 1819 gestichte Oude Alg. begraafplaats (Kerkhofweg ong.) had afzonderlijke afdelingen voor verschillende geloofsgemeenschappen (katholiek, protestant en joods). Aan de noordzijde werd in 1820 de afzonderlijk ommuurde Oude Isr. afdeling (Broekhofpad ong.) aangelegd. In 1866-'67 werd de begraafplaats uitgebreid en vervolgens kwam in 1870 aan de zuidzijde de ommuurde Nieuwe Isr. afdeling tot stand. De in 1910 gesloten begraafplaats werd eind 20ste eeuw, op de joodse afdelingen na, geruimd en vormt sindsdien een onderdeel van het Beatrixpark. Bewaard bleef de obelisk op postament voor P.J.J.H. Berger († 1891). Na 1910 heeft men diverse graftekens van de oude begraafplaats naar de in 1903 gestichte Nieuwe Alg. begraafplaats (Wijlrehofweg 15-17) overgebracht. De belangrijkste daarvan staan langs de hoofdassen, waaronder de neogotische graftekens van H. Goossens († 1874), A.C. Receveur († 1888) en G.H. Rieter († 1907). Andere interessante graftekens zijn die voor M.W.H. van Oeyen († 1908) en C.H. Custers († 1914). De bronzen beelden van het grafmonument voor J.M.P. Collin († 1914) werden gemaakt door G. Koppen. Terracotta decoraties heeft het monument voor de te Venlo overleden Belgische soldaten uit 1914-'18. Ook bevindt zich hier het graf van architect J.H.J. Kayser († 1963). Het voorgebouw met dienstwoning en kantoorgedeelte dateert uit 1957.

Landhuizen. Aan de rand van de huidige buitenwijken van Venlo bevinden zich enkele grote huizen, die voorheen in de ‘bantuin’ buiten de vesting Venlo lagen. Het oorspronkelijk omgrachte huis Stalberg (Stalbergweg 268) werd in 1389 gesticht door Gerard van Stalbergen. Het huidige onderkelderde, tweebeukige eenlaags huis is - mogelijk met behoud van enkele oudere resten - herbouwd tussen 1610 en 1630. Waarschijnlijk in de 19de eeuw is het huis bepleisterd. De bebouwing van de voorburcht is rond 1908 verdwenen. De oudste vermelding van het oorspronkelijk omgrachte huis Lovendaal (Lovendaalseweg 11-13) dateert uit 1486. Het huidige gepleisterde tweelaags huis met dakruiter stamt echter uit de 18de eeuw. De tegenover liggende L-vormige nederhof heeft men rond 1880 gepleisterd. De Arenborg (Arenborgweg 77) is een herenhuis met nederhof op U-vormige plattegrond. De vroeg-17de-eeuwse hoofdveugel bevat een rond 1904 verhoogd poortpaviljoen. De oostvleugel is laat-17de-eeuws, de westvleugel draagt de datering ‘1835’. Het in 1821 voor J.G.H. Heutz gebouwde gepleisterde landhuis De Koel (Koelderstraat 19-21) - oorspronkelijk ‘Werklust’ geheten - heeft een middenrisaliet met fronton. Het op zuilen rustende balkon aan de voorzijde werd rond 1900 toegevoegd.

Boerderijen. Rondom Venlo liggen enkele grote boerderijen. De hallenhuisboerderij Gasthuishof (Ulingshofweg ong.) heeft een woongedeelte gedateerd ‘1645’ en een 18de-eeuwse schuur. Het nabijgelegen jachthuis is voorzien van de jaartalankers ‘1771’. Hoeve Genraai (Genrayweg 49) is een 18de-eeuwse gesloten hoeve met op de gevel het jaartal ‘1725’. In een schuurmuur heeft men een 15de-eeuws hardstenen ‘kindskruis’ ingemetseld.

De O.L.-Vrouwekapel van Genooi (Genooyerweg 58), gelegen ten noorden van Venlo, is een driezijdige kapel met drielobbige kooromgang en een dwarse tweelaags voorbouw. De kapel werd in 1631 gebouwd ter herinnering

illustratie

Venlo, Verkeerstoren

aan het hier in 1418 gestichte en in 1582 verwoeste klooster Mariëndal. De vorm en de afmetingen waren gebaseerd op de ‘Santa casa’ te Loreto (I). De voorbouw werd in 1757 toegevoegd en in 1846 verhoogd. De kooromgang is een toevoeging uit 1916 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. De kapel staat naast het uit 1609 stammende Genooierhof (Genooyerweg 75). Deze in 1787 geheel vernieuwde hoeve heeft een vrijstaande schuur uit 1846. Tegen de westzijde van het oude woongedeelte was al in 1836 een missiekruis geplaatst, waar omheen in 1846 een halfronde missiekapel werd gebouwd. Tot de inventaris van deze kapellen behoren twee crucifixen (1500 en begin 17de eeuw), een beeld van O.L. Vrouwe van Genooi (begin 17de eeuw), een hardstenen grafzerk voor Agnes van Huyn van Amstenraedt († 1641) en een altaarretabel in Lodewijk XV-stijl (18de eeuw).

Het herstellingsoord ‘Mutsaersoord’ (Schaapsdijkweg 56), gelegen ten oosten van Venlo, werd in 1928 gesticht voor psychiatrische patiënten. Het H-vormige hoofdgebouw uit 1929-'30 is een goed voorbeeld van de zakelijk-expressionistische bouwstijl van J.H.J. Kayser. In het achterliggende park ligt het in 1935 door Kayser ontworpen achtzijdige mausoleum voor Mgr. Mutsaers.

De commandobunker en verkeerstoren (Postweg 1), gelegen ten oosten van Venlo, behoorden bij het in

1940-'41 op het plateau van Venlo aangelegde militaire Duitse vliegveld ‘Fliegerhorst Herungen’. De in gewapend beton uitgevoerde verkeerstoren had oorspronkelijk een glazen koepel.