Galoistheorie - Wikipedia
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De galoistheorie is een tak van de wiskunde, meer bepaald van de abstracte algebra. Ze is genoemd naar de Franse wiskundige Évariste Galois.
Galois ontwikkelde zijn theorie om nulpunten van polynomen te bestuderen. In haar oorspronkelijke vorm bestudeert de galoistheorie groepen van permutaties op de nulpunten van een polynoom, die de polynoom zelf invariant laten.
De moderne vorm van de galoistheorie is afkomstig van Richard Dedekind. In die vorm behandelt ze uitbreidingen van (commutatieve) lichamen door met ieder paar lichamen een (niet noodzakelijk commutatieve) groep
te associëren, galoisgroep van
over
genaamd. De elementen van
zijn de automorfismen van
die de elementen van
stuk voor stuk invariant laten. De hoofdstelling van de galoistheorie brengt stijgende ketens van lichamen in verband met dalende ketens van normaaldelers in een groep.
De galoistheorie wordt vaak gebruikt om aan te tonen dat sommige wiskundige problemen geen oplossing kunnen hebben, bijvoorbeeld de driedeling van de hoek met passer en liniaal, de kwadratuur van de cirkel en de algemene vijfdegraadsvergelijking.
Een algebraïsche uitbreiding van een lichaam
noemt men een galois-uitbreiding van
als aan de volgende twee voorwaarden voldaan is:
- normaliteit:
is het splijtlichaam van een familie polynomen met coëfficiënten in
(in zekere zin is
het kleinste lichaam waarin de polynomen ontbonden kunnen worden in factoren van de eerste graad);
- separabiliteit:
wordt als uitbreiding van
voortgebracht door nulpunten van separabele polynomen. Een irreducibel polynoom is separabel als het geen factoren gemeenschappelijk heeft met zijn formele afgeleide. Als de lichamen in kwestie karakteristiek 0 hebben, is hieraan vanzelf voldaan.
Deze definitie is gelijkwaardig met de eis dat er een verzameling van automorfismen van
bestaat, zodat
precies uit de fixpunten van
bestaat:
kan worden opgevat als een vectorruimte over
Veronderstel dat
het splijtlichaam is van de polynoom
over
De dimensie van het splijtlichaam van
, die wordt genoteerd als
is een veelvoud van de graad van
Zij een lichaam, en
een eindige groep die bestaat uit automorfismen van
Zij
het lichaam der elementen van
die door alle groepselementen invariant gelaten worden:
Beschouw voor ieder lichaam tussen
en
de ondergroep
van
die bestaat uit de automorfismen die alle elementen van
invariant laten.
Beschouw voor elke ondergroep van
het lichaam
dat bestaat uit alle elementen van
die door de groepselementen van
invariant gelaten worden.
Het verband tussen en
bepaalt een bijectie tussen de verzameling deellichamen van
die
omvatten, en de verzameling ondergroepen van
Het verband tussen
en
bepaalt de omgekeerde bijectie.
Men kan bovendien aantonen dat dan en slechts dan een normale uitbreiding is als
een normaaldeler is van
Een deel van de theorie blijft gelden voor oneindig-dimensionale lichaamsuitbreidingen en oneindige groepen. Men gaat nog steeds uit van een algebraïsche uitbreiding die normaal en separabel is, maar die eventueel oneindig-dimensionaal is over het grondlichaam. De automorfismengroep wordt voorzien van een topologie, en men beperkt zich tot de studie van gesloten deelgroepen.
Er geldt dan een bijectie tussen de verzameling gesloten deelgroepen van de automorfismengroep en de verzameling tussenlichamen. De normaaldelers van de automorfismengroep komen overeen met de normale uitbreidingen van het grondlichaam.
De gehanteerde topologie wordt voortgebracht door alle nevenklassen van normaaldelers van de automorfismengroep met eindige index. In die topologie bestaat de sluiting van een deelgroep van de automorfismengroep uit de automorfismen die alle fixpunten van de gegeven deelgroep ongemoeid laten.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ P.M. Cohn, "Algebra Vol.2", John Wiley & Sons 1977, paragraaf 6.7