nl.wiktionary.org

spraak - WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

Woordafbreking

  • spraak

Woordherkomst en -opbouw

enkelvoud meervoud
naamwoord spraak spraken
verkleinwoord spraakje spraakjes

Zelfstandig naamwoord

despraakv/m

  1. het vermogen om te spreken
    • Bij hersenletsel kan de spraak nadelig beïnvloed worden. 
     Hopelijk kon ik nog wel wat zien, anders was ik behalve mijn spraak ook nog mijn zicht kwijt.[3]
  2. manier van spreken (van een persoon of groep personen)

Verwante begrippen

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Vertalingen

    1. het vermogen om te spreken   

Gangbaarheid

99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

spraak

  1. taal

Schrijfwijzen

Synoniemen

Meer informatie

Meer informatie

Veluws

Zelfstandig naamwoord

spraak

  1. taal

Schrijfwijzen

Synoniemen