nl.wiktionary.org

adel - WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

Woordafbreking

  • adel

Woordherkomst en -opbouw

  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘stand der edelen’ voor het eerst aangetroffen in 1447 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deadelm

  1. (maatschappij) bevoorrechte en vaak ook rijke groep personen aan wie een meest erfelijke titel verleend was en aan wie voorheen een bepaald gebiedsdeel in eigendom gegeven was
    • In die tijd beschouwden velen de adel als een verzameling parasieten. 
    • De graaf van Almelo is van adel. 

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Uitdrukkingen en gezegden

Vertalingen

    1. bevoorrechte groep personen   

Werkwoord

vervoeging van
adelen

adel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adelen
    • Ik adel. 
  2. gebiedende wijs van adelen
    • Adel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adelen
    • Adel je? 

Gangbaarheid

99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak

Woordafbreking

  • a·del

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord adel

adel

  1. (adel) adel