nl.wiktionary.org

druppel - WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

Woordafbreking

  • drup·pel

Woordherkomst en -opbouw

enkelvoud meervoud
naamwoord druppel druppels
verkleinwoord druppeltje druppeltjes

Zelfstandig naamwoord

dedruppelm

  1. een kleine hoeveelheid vloeistof die niet in contact is met een andere vloeistof
     Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: 'Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond.'[4]

Synoniemen

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Uitdrukkingen en gezegden

  • De druppel [die de emmer doet overlopen] / De spreekwoordelijke druppel

Iets kleins, wat ervoor zorgt dat datgene waar het aan bijdraagt net te veel wordt en uit de hand loopt

  • Als twee druppels [water] op elkaar lijken

Heel veel op elkaar lijken

  • Een druppel op de/een gloeiende plaat

Een heel kleine bijdrage aan iets veel groters of waarvoor veel meer nodig is, met de bijgedachte dat het zo weinig voorstelt het feitelijk onnodig is

  • Een vallende druppel

    Een vallende druppel

  • Druppels water lekken uit een kraan

    Druppels water lekken uit een kraan

  • Een druppel die uiteenspat

    Een druppel die uiteenspat

  • (Geluid van een druppel die in een emmer water valt

  • Een harsdruppel

    Een harsdruppel

Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
druppelen

druppel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
    • Ik druppel. 
  2. gebiedende wijs van druppelen
    • Druppel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
    • Druppel je? 

Gangbaarheid

100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen