nl.wiktionary.org

energie - WikiWoordenboek

Nederlands

[3] Primaire energie voor elektriciteitsopwekking

Uitspraak

Woordafbreking

  • ener·gie

Woordherkomst en -opbouw

  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veerkracht, arbeidsvermogen’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
  • Afkomstig van het Oudgriekse ἐνέργεια (werk, daad).
enkelvoud meervoud
naamwoord energie energieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deenergiev [2]

  1. het (fysiek) vermogen waarmee arbeid kan worden verricht
    • Ik heb geen energie vandaag. 
     Hier en daar gaat het wel even heuvelaf, maar het is te kort om nieuwe energie te verzamelen.[3]
     Niemand wist wat dat blauwe licht was geweest, misschien statische energie van de storm of een bolbliksem?[4]
  2. het (geestelijk) vermogen waarmee denkwerk kan worden verricht
    • Om langer dan een kwartier te studeren heeft hij geen energie genoeg. 
  3. (wetenschap), (natuurkunde), (elektronica) een natuurkundig begrip van arbeidsvermogen
    • Een hoeveelheid "energie" (symbool: W) wordt uitgedrukt in joule (symbool: J) of bijv. kilowattuur (kWh) 
    • Deze accu heeft een totale energie van 0,32 kWh. 

Synoniemen

Antoniemen

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Verwante begrippen

Vertalingen

    1. het vermogen iets te doen   

Gangbaarheid

99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "energie" in:

    Sijs, Nicoline van der

    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron

    Rob Gollin

    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  4. Tim Voors

    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord energie energieë

Woordafbreking

  • ener·gie

Zelfstandig naamwoord

energie

  1. energie

Meer informatie

Limburgs

Zelfstandig naamwoord

energie

  1. energie

Schrijfwijzen

Meer informatie

Slowaaks

Uitspraak

  • IPA: /ɛnɛrgɪjɛ/

Zelfstandig naamwoord

energie

  1. genitief enkelvoud van energia
  2. accusatief enkelvoud van energia

Tsjechisch

Uitspraak

Woordafbreking

  • ener·gie

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

energie v

  1. energie

Verbuiging

  enkelvoud meervoud
nominatiefenergieenergie
genitiefenergieenergií
datiefenergiienergiím
accusatiefenergiienergie
vocatiefenergieenergie
locatiefenergiienergiích
instrumentalisenergiíenergiemi

Afgeleide begrippen

Typische woordcombinaties

Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen