nl.wiktionary.org

nachtrust - WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

Woordafbreking

  • nacht·rust

Woordherkomst en -opbouw

enkelvoud meervoud
naamwoord nachtrust
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denachtrustm

  1. een periode in de nacht met weinig of geen activiteit, de slaap
    • Hij had een goede nachtrust genoten en kon daardoor fris de nieuwe dag beginnen. 

Gangbaarheid

99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be