nl.wiktionary.org

ontruimen - WikiWoordenboek

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
ontruimenontruimend
ontruimingontruimd

Uitspraak

Woordafbreking

  • ont·rui·men

Woordherkomst en -opbouw

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontruimen
ontruimde
ontruimd
zwak -d volledig

Werkwoord

ontruimen

  1. overgankelijk een gebouw of gebied voorgoed verlaten en leeg achterlaten
    • Deze woning moet volgende week ontruimd zijn. 

Vertalingen

    1. een gebouw of gebied voorgoed verlaten en leeg achterlaten   

Gangbaarheid

100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be