nl.wiktionary.org

voornaam - WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking

  • voor·naam

Woordherkomst en -opbouw

enkelvoud meervoud
naamwoord voornaam voornamen
verkleinwoord voornaampje voornaampjes

Zelfstandig naamwoord

vóórnaam m

  1. naam die bij de geboorte aan een persoon wordt gegeven, en die aan de familienaam voorafgaat.

Verwante begrippen

Vertalingen

    1. naam die bij de geboorte aan een persoon wordt gegeven, en die aan de familienaam voorafgaat.   

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen voornaamvoornamervoornaamst
verbogen voornamevoornamerevoornaamste
partitief voornaamsvoornamers-

Bijvoeglijk naamwoord

voornáám

  1. van hoog aanzien in een gemeenschap.
    • Hij was een voornaam man. 
  2. van groter belang dan het meeste.
    • De voornaamste reden daarvoor was dat hij te weinig tijd ervoor had. 
     `Hij is de maître d'hôtel, maar hij prefereert de titel van majordomus, omdat het Latijnse woord voor "huis" daarin zit en omdat het volgens hem onze voornaamste taak is ervoor zorg te dragen dat onze gasten vergeten welke plek ze thuis noemden voordat ze hier kwamen.'[3]
     De CDT noch de AT stonden hoog op mijn lijst, met als voornaamste reden dat ik graag in een ander werelddeel zou willen lopen om diverse culturen mee te maken.[4]

Synoniemen

Vertalingen

    1. van hoog aanzien in een gemeenschap   

Gangbaarheid

100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen