vulva - WikiWoordenboek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vul·va
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schaamspleet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1726 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vulva | vulva's |
verkleinwoord | vulvaatje | vulvaatjes |
Zelfstandig naamwoord
de vulva v
- (anatomie) de schaamspleet, de ingang tot de vagina
- Ze ging gisteren naar de dokter vanwege haar vulva.
Synoniemen
Vertalingen
1. de schaamspleet, de ingang tot de vagina
Gangbaarheid
- Het woord vulva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vulva" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vulva" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
vulva
Esperanto
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | vulva | vulvaj |
accusatief | vulvan | vulvajn |
Bijvoeglijk naamwoord
vulva
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
vulva | vulvas |
Zelfstandig naamwoord
vulva v