Brugse stadhuis
Dit artikel is 02-01-2016 voor het laatst bewerkt.
De Gotische Zaal
In 1884 krijgt de succesvolle stadsarchitect Louis Delacenserie (18321909) de opdracht om de twee bovenzalen van het Stadhuis om te vormen tot één feestruimte. Sinds 1819 was de stadsbibliotheek ondergebracht in de grote schepenkamer, terwijl de kleine dienst deed als vestibule. Delacenserie zal deze opdracht met veel verve uitvoeren.
Er wordt gestart met herstellingswerken aan het dak en de zuidgevel, waar een venster opnieuw wordt open gemaakt. De restauratie van de voorgevel is toen reeds lang bezig.
De belangrijkste ingreep behelst het interieur. De vlakke zoldering met moer- en kinderbalken in de oude schepenkamer of vestibule wordt vervangen door vier nieuwe hang- of pendentiefgewelven in de eerste twee traveeën. De bestaande oude gewelven in de grote schepenkamer of bibliotheek worden gerestaureerd. De beplanking wordt hierbij volledig vernieuwd in Pools eikenhout.
Hoewel een eerste ontwerp een houten plankenvloer voorzag, krijgt de zaal dankzij een vondst tijdens de werken een vloerbedekking met kleine groene en gele tegels. Er wordt een rijk gedecoreerde zaalafsluiting voorzien op de plaats van de vroegere tussenmuur. Deze wordt echter niet verwezenlijkt.
De nieuw gecreëerde grote ruimte wordt vervolgens in een eenheidsstijl gestoffeerd. Tien jaar lang ijveren getalenteerde kunstenaars en ambachtslieden om de oude en nieuwe elementen in de ruimte harmonieus met elkaar te verweven. Schilders (Albrecht en later Juliaan De Vriendt, Emiel Rommelaere en decoratieschilder Edmond Van Loo), beeldhouwers (R. Roggeman, Jules Anthone), glazeniers (Jules Dobbelaere), borduurwerkers (atelier Joseph Grossé) en schrijnwerkers (Frans Devriendt-Scourion voor de eikenhouten lambrisering) vormen de zaal om tot een ware ceremoniële ruimte.
Als sluitstuk schenkt het Provinciebestuur West-Vlaanderen de monumentale natuurstenen schouw, die naar een ontwerp van Delacenserie gehouwen is door Pieter Dewispelaere.
Glasramen
De Brugse glazenier Henri Dobbelaere (1822-1885) krijgt in 1866 de opdracht om voor de raamopeningen van de toenmalige vestibule en stadsbibliotheek nieuwe glasramen te ontwerpen. Dit alles in een 15de-eeuwse stijl, met verwerking van de schilden van de Brugse gilden.
Vanaf 1874 starten onderhandelingen met zijn zoon Jules (1859-1916), en dit voor de creatie van vier nieuwe ramen in de zuidgevel met scènes uit het leven van Maria. De gerealiseerde glasramen worden nog voor de eeuwwisseling vervangen, daar kunstschilder Albrecht De Vriendt oordeelt dat zijn muurschilderingen in hun appreciatie gehinderd worden door het gekleurde licht.
In 1897 kan Jules Dobbelaere opnieuw aan de slag. Hij mag alle ramen van de Gotische Zaal, vier vensters in de zuidgevel en zes ramen in de voorgevel, voorzien van minder gekleurde nieuwe glazen. De leden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Albrecht De Vriendt en het Brugse stadsbestuur buigen zich over de ontwerpen. Op basis van historische documenten wordt besloten om de glazen medaillons in de voorgevel te beschilderen met scènes uit het leven van David. Houten raamkozijnen en luiken worden voorzien. Op 1 juli 1900 zijn alle glas-in-loodpanelen geplaatst.
Bij de herinrichting worden de oude, nog ingewerkte gebrandschilderde panelen uit de raamopeningen van het Stadhuis gedemonteerd. Deze dateren uit de 15de eeuw, wanneer de glasschilderkunst in Brugge een ongekende bloei kent. Diverse glasraamfragmenten worden aan de zorgen van het Oudheidkundig Genootschap van Brugge toevertrouwd, een kring vooraanstaande kunstliefhebbers die allerlei voorwerpen over het Brugse en Vlaamse verleden collectioneert. Zo komen de glasramen terecht op de grote expositie in 1905, waarbij het paleis van Gruuthuse door het Oudheidkundig Genootschap als museum in gebruik wordt genomen.
Tot op vandaag bevinden deze uitzonderlijke kunstwerken zich binnen de Gruuthusecollecties.
Voor de tentoonstelling Gotiek Neogotiek keren ze even terug naar hun oorspronkelijke thuis.
Op 13 februari 1967 zorgt een bomaanslag aan de poort van het toenmalige Gerechtshof voor grote schade aan de glasramen van het Stadhuis. Van de centraal ingewerkte medaillons in de vensters van de Gotische Zaal blijven slechts enkele volledig of fragmentarisch bewaard. De Brugse glazenier Etienne Pintelon staat in voor de restauratie.
Muurschilderingen
In de tweede helft van de 19de eeuw wil de jonge staat België zich profileren. Een nieuwe monumentale kunst ontstaat, die belangrijke periodes uit de vaderlandse geschiedenis moet uitbeelden. De interieurrenovatie van de Gotische Zaal leent zich hier uitstekend toe.
Albrecht De Vriendt (1843-1900), een gekend kunstenaar met de nodige ervaring en telg uit een kunstenaarsfamilie, wordt door de toenmalige minister voor Schone Kunsten in 1886 aangewezen voor het ontwerp en de uitvoering.
Na flink wat inhoudelijk overleg met diverse commissies omtrent de invulling van de
muurschilderingen kan hij in 1895 starten met de werkzaamheden. Na zijn onverwachte dood in 1900 neemt zijn broer Juliaan (1842-1935) de fakkel over. In 1905 is de muurschildering af.
Het indrukwekkende resultaat neemt in ons in vogelvlucht mee langs het roemrijke verleden van Vlaanderen. Belangrijke veldslagen, zoals de Guldensporenslag, mogen natuurlijk niet ontbreken. Maar ook markante momenten uit de Brugse geschiedenis worden vastgelegd: de instelling van de [Orde van het Gulden Vlies], graaf Diederik van den Elzas die de relieken van het Heilig Bloed vanuit Jeruzalem meebrengt en ook de eerste steenlegging van het Brugse Stadhuis door Lodewijk van Male.
Het belangrijke handelsverleden van Brugge wordt onderstreept via een pittoreske blik op de drukte van de vrije jaarmarkt. En natuurlijk is er lof voor de kunsten, weergegeven in de hoedanigheid van kunstschilder Jan van Eyck en schrijver Jacob van Maerlant.
Het programma past daarmee volledig in de kunsttheorie van de gebroeders De Vriendt,
waarbij de juiste keuze van het onderwerp cruciaal is. Niet elk gedachte of gebeurtenis leent zich immers tot een plastische uitvoering. Daarnaast moet hun kunst bovenal Vlaams zijn.
Zelfs de keuze van de schildertechniek past in dit zoeken naar een eigen identiteit: geen Italiaanse fresco, maar een Vlaamse verftechniek op basis van was.
Gewelfdecoratie
De neogotische decoratie van de muren wordt op meesterlijke wijze verder gezet in het imposante hanggewelf, en dit volgens dezelfde wasschildertechniek en met een kleurpalet dat nauw aansluit bij de gotische kleurstelling. Albrecht De Vriendt, ontwerper van de muurschilderijen, tekent opnieuw het programma uit en leidt de werkzaamheden.
Bij de voorafgaande architecturale restauratie is de splitsing van de bovenzalen te niet gedaan.
Stadsarchitect Delacenserie trekt de gewelfconstructie door over de volledige zaal. De oorspronkelijke consoles en gewelfsleutels worden hierbij zorgvuldig gedemonteerd. De Vriendt integreert ze in het nieuwe ontwerp.
In verluchte handschriften vinden we talrijke taferelen terug die ook op gewelfsleutels en consoles zijn vereeuwigd. De miniaturen met afbeeldingen van heiligen, evangelisten en scènes uit het leven van Christus zijn zonder meer belangrijke inspiratiebronnen geweest voor de ontwerpers van gewelfsleutels en consoles. Bij de handschriften zien we bovendien een stilistische evolutie in de uitwerking van miniaturen die grote gelijkenissen vertoont met de stijlevolutie op de gewelfsleutels en consoles.
De restauratie uit 2001-02 toont aan dat de oudere decoratieve verflagen op de gotische sleutels en consoles bewaard zijn gebleven onder de neogotische schildering. Na stratigrafisch onderzoek en uitgebreide analyse van een aantal verfmonsters zijn de originele gotische sculpturen in kaart gebracht.
Deze gotische consoles en sleutels zijn unieke getuigenissen van de stijlevolutie van de gotiek naar de Ars Nova stijl, die in het begin van de 15de eeuw in Noord-Europa ontstaat en zijn hoogtepunt zal vinden bij de Vlaamse Primitieven.
Uit de vergelijking van een aantal consoles en sleutels wordt duidelijk dat de vroeg 15de eeuwse een betere beheersing van driedimensionaliteit en een toenemende zin voor realisme vertonen. De houding van de afgebeelde figuren verfijnt zich door de invoering van het contrapost (S-vormige lichaamshouding) en door een betere positionering ten opzichte van elkaar.
Tenslotte wordt ook stilgestaan bij het neogotisch beeldhouwwerk, waarbij aangetoond wordt hoe de 19de eeuwse beeldhouwer de gotische realisaties nabootst. Daarbij draagt de kunstenaar echter teveel renaissancistische kennis met zich mee, om zich nog volledig te kunnen schikken naar de 14de eeuwse beeldentaal. Technisch en stilistisch zijn het duidelijk neogotische creaties.
Verspreid in de Gotische Zaal treft u ten slotte bij vijf consoles een sokkel (A tot E) aan. Deze nodigen uit om de gotische en neogotische consoles met elkaar te vergelijken.
Test je competentie op YaGooBle.com.
Pageviews vandaag: 312.