dbnl.org

De expressionistische schilderijen van Jan Sierhuis, een eerste kennismaking Claartje de Loor, Ons Erfdeel. Jaargang 31 - DBNL

  • ️DBNL

De expressionistische schilderijen van Jan Sierhuis, een eerste kennismakingGa naar eindnoot(1)
Claartje de Loor

illustratie

CLAARTJE DE LOOR
werd geboren in 1935 te Den Haag. Studeerde kunstgeschiedenis en archeologie te Leiden. Is freelance kunsthistorica en geeft cursussen aan volwassenen. Is vast medewerker van ‘Ons Erfdeel’.

Adres: Ubbergseveldweg 43, NL-6522 HB Nijmegen

Een paar jaar geleden ontdekten wij de kracht van het werk van de schilder Jan Sierhuis. Mijn man en ik hadden de Gelderse grafiekmap gekocht en tussen de tien prenten was ons direct al één zeefdruk opgevallen: een Sierhuis.Ga naar eindnoot(2) We hingen hem op. Het effect was enorm. De roze en grijze vlakken werkten zo ruimtelijk dat ze de kamer overweldigden. Geen schilderij, geen meubel hield het uit in de buurt van deze expressieve prent.

Aan deze ervaring dacht ik terug toen ik afgelopen zomer de overzichtstentoonstelling van de schilder in Breda bezocht.Ga naar eindnoot(3) Sierhuis overrompelt je. Zijn schilderijen laten je niet meer los. Hij bezingt het leven, de schone en de vreselijke kanten ervan op een eigen, nieuwe manier. ‘Toch’, zegt hij zelf, ‘geloof ik, dat mijn werk wel degelijk met schilderkunstige tradities te maken heeft’. In hetzelfde interview, opgenomen in een boek dat gelijktijdig met de tentoonstelling in Breda verscheen, spreekt hij de hoop uit dat zijn schilderijen geen verhaal nodig hebben om overeind te blijven.Ga naar eindnoot(4) Zijn werk doet dat, zei ik al. ‘Maar hoe bereikt Sierhuis dat?’, vraag je je als kijker af, ‘hoe gebruikt hij de traditie en hoe komt het dat zijn schilderijen in je geheugen gegrift staan?’

Om hier achter te komen wil ik zes werken wat beter bekijken. Ze laten een ontwikkeling zien. Het eerste schildert Sierhuis in 1952, nog geen 24 jaar oud. Het laatste maakt hij in 1987. Omdat de hier afgedrukte zwart/wit plaatjes aan zeggingskracht inboeten zal ik proberen de kleuren te beschrijven. Een verwijzing naar genoemd boek is hier op zijn plaats. Alle zes schilderijen zijn er in kleur gereproduceerd.

Allereerst Bickersgracht uit 1952 (afb. 1). Sierhuis, een ras Amsterdammer, schildert hier een Amsterdams stadsgezicht: kleurige boten voor een kade met pakhuizen, grijsgroen water, een nevelige achtergrond waarin we een brug ontwaren en een huizenfront met een enkel rood dak en een gele lijst. Een herkenbare voorstelling. Zo is eeuwenlang door schilders Amsterdam gezien: het Venetië van het noorden met zijn nevelige atmosfeer en kleurige drukte. Sierhuis zet met dit stemmingsbeeld een traditie voort. Het is trouwens niet zijn eerste stadsgezicht. Al als kleine jongen trok hij er met schilderskist en ezel op uit om ter plaatse te schilderen. Nieuw zijn echter de warme en heldere kleuren vooral links: de voorgrond donkergroen en blauw met één rode vlek, daarachter dezelfde kleuren maar afgewisseld met helder geel: het gangbord van het middelste schip, de driehoekige vlakken van de kade, het middelste huis en de lijsten

illustratie

1. Jan Sierhuis, ‘Bickersgracht’, olieverf, 120 × 150 cm., 1952, collectie gemeente Amsterdam.

illustratie

2. Jan Sierhuis, ‘Verkeersongeluk’, olieverf, 120 × 130 cm., 1960, collectie kunstenaar

van de huizen aan weerskanten. De kleurigheid links vormt een sterk contrast met de grijzen, blauwen en groenen van water en brug rechts. De afwisseling van lichte en donkere partijen, als ook de korte, tekenachtige penseelstreek geven het stadsgezicht dynamiek en diepte. Tegelijk zorgt Sierhuis ervoor, door elke kleur ritmisch over het hele doek te herhalen dat voor en achter, boven en onder, links en rechts met elkaar verbonden zijn in één vlak.

Bickersgracht is een beginwerk. Sierhuis heeft op het moment dat hij dit maakt zijn opleiding nog niet voltooid. Je ziet dat hij zijn grote voorgangers kent: de traditionelen van het stadsgezicht en de vroegmodernen met hun heldere palet en hun abstracte vormgeving. De kleuren doen bijvoorbeeld denken aan die van de Murnau-landschappen van Kandinsky. Die kennis, hier nog citaatsgewijs toegepast zal zich in de loop van de jaren verbreden en verdiepen.

Een schilderij als Verkeersongeluk (afb. 2) van 1960 wordt wel in verband gebracht met werk van de Cobraschilders. En zeker doen de grote, dikopgebrachte kleurpartijen denken aan het ‘verfgeweld’Ga naar eindnoot(5) van bijvoorbeeld Karel Appel. Zelf noemt Sierhuis de invloed van de Amerikaan Jackson Pollock. Hoe dit ook zij in ieder geval heeft Sierhuis zijn kennis van het werk van generatiegenoten hier naar zijn hand gezet. Je ziet op een groot bijna vierkant doek vlekken helder kleur; rechts onder een groenblauwe hoek, links onder zwart, er tussenin veel rood en een wit vlakje; bovenaan, maar nu links weer een groenblauwe hoek, dan een groot stuk geel, daarnaast rechts groene en blauwe vegen; het geel wordt in het midden herhaald. Over de kleurvlakken heen ligt met zwarte penseelstreken getekend een figuur op zijn buik met uitgespreide armen en benen. Diens kop, een zwarte contour in een klodder geel vormt het middelpunt van het schilderij. Rechts zie je nog een kop, zwart getekend in een rode vlek. De zwarte lijnen om het witte vormpje suggereren een hondje. Kleurvlekken, vooral het bloedrood op de voorgrond en zwartgetekende brokkelige vormen vertellen een drama. De titel bevestigt dit: Sierhuis laat je hier de schokkende close-up van een verkeersongeluk zien. Het motief vindt hij evenals in Bickersgracht in de buiten-

wereld. Maar zou het eerste werk nog terplaatse geschilderd kunnen zijn, Verkeersongeluk ontstaat in zijn atelier. Hij maakt er verschillende versies van. Studies kan je zeggen, waarin hij de schilderkunstige middelen, lijn, vlak en kleur veel bewuster hanteert dan in Bickersgracht. Daar schilderde hij herkenbare vormen met kleurvlakken; lijnen gebruikte hij nauwelijks en dan nog vrij willekeurig: een getekende ladder en wat strepen op de voorgrond. Hier tekent hij zijn figuren of delen ervan met een zwarte contour over de kleurig dichtgeschilderde ondergrond. Op verschillende plaatsen overschildert hij het zwart weer of veegt het gedeeltelijk weg. Het resultaat is een intrigerend samenspel van lijn en kleur in een uitgewogen compositie. De felle kleur en de haast aggressieve wijze van schilderen die passen bij de gewelddadigheid van het onderwerp worden zo in toom gehouden.Ga naar eindnoot(6)

Met dezelfde middelen maakt Sierhuis ook een aantal vrolijke schilderijen zoals liefdesparen en ruiters. Maar omstreeks 1967 verandert dat. De toon van zijn werk wordt dan somber, beangstigend vaak. In Twee Figuren uit 1967 (afb. 3) zie je een vrouw en een man ten halve lijve wit over een rood en blauwe onderschildering als het ware geprojecteerd tegen een egaal zwarte achtergrond. Over het wit van handen en lijf van de man is gedempt geel gestreken. De vrouw, en profil, praat wild gesticulerend, met grote mond. De man, en trois quart, luistert: zijn oor overbrugt de ruimte tussen de twee koppen; zijn niet-gefixeerde blik lijkt dat luisteren te onderstrepen. Maar uit zijn houding, zijn plaats schuin achter de vrouw, de gele kleur over zijn borst en de neerwaartse beweging van zijn vingers spreekt ook afstand. De man lijkt zich terug te trekken voor het verbale geweld van de vrouw. Sierhuis schildert, anders dan voorheen niet zozeer een waargenomen scene als wel een mogelijk aspect van een menselijke relatie.

illustratie

3. Jan Sierhuis, ‘Twee figuren’, olieverf, 160 × 200 cm., 1967, collectie kunstenaar.

illustratie

Jan Sierhuis, ‘Een witte stoel in een landschap’, olieverf, 150 × 130 cm., 1972, collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.

Niet alleen met menselijke figuren maar ook met landschappen en voorwerpen daarin weet Sierhuis een sfeer van dreiging op te roepen. Een witte stoel in een landschap (afb. 4) van 1972 is een goed voorbeeld. Je ziet een groene wei, aan de horizon afgesloten met een donkergroene bosrand; daarboven een strakblauwe lucht: een typisch Hollands landschap, klassiek gebouwd, evenwijdig aan het beeldvlak. Dwars daarin staat een enorm wit

gevaarte; een stoel zegt de titel. Je onderscheidt poten en een zitting, maar ook wonderlijke vormen met grijpvingers. Sierhuis vond in die tijd voorwerpen die steeds in zijn werk terugkomen: een doos vleesresten buiten bij een restaurant en een witte stoel eenzaam achtergelaten in een groene, noordhollandse wei. Hij ziet stoel en doos als zinnebeelden van absurditeit en vervreemding. Eind jaren zestig is hij nauw betrokken bij de kunstenaarsacties van de BBK. In dezelfde tijd voeren de V.S. hun neo-koloniale oorlog in Vietnam. De onderlinge ruzies van kunstenaars hier en het zinloos moorden daar grijpen Sierhuis sterk aan. In genoemd schilderij voegt hij de heldere structuur van de stoel en de rommelige menselijke resten samen tot één geheel. Wit, in close-up zet hij de aldus ontstane vorm scherp af tegen het landschap. ‘Cultuur’, schijnt Sierhuis hier te zeggen, ‘is niets anders dan verval, verderf, dood. Zij staat haaks op de natuur, die neutraal en dus meedogenloos de achtergrond vormt voor de verschrikkingen’. Of zou je het groene landschap en de blauwe lucht ook positiever kunnen duiden: natuur als eeuwige constante, die ons menselijk handelen draagt?

Van de twee hierboven genoemde schilderijen maakt de schilder evenals van Verkeersongeluk een aantal versies. Hij wil zichzelf noch de kijker één beeld opdringen. Verschillende interpretaties, verschillende vormen zijn mogelijk. De verfbehandeling blijft overal rijk en verrassend. Maar in tegenstelling tot het eerdere werk zet hij zijn figuren of voorwerpen nu neer in sobere kleuren laag over laag aangebracht met ronde, arcerende penseelstreken. De zwarte lijnen, in eenzelfde handschrift, omschrijven de kleurvormen of geven détails aan. Zo speelt hij een steeds wisselend spel met figuur, grond en lijn. Natuurlijk hebben de schilderkunstige problemen die Sierhuis hier aansnijdt anderen al eerder beziggehouden. Je kan denken aan Kokoschka en Matisse of aan

illustratie

5. Jan Sierhuis, ‘Hollands landschap’, olieverf, 140 × 120 cm., 1982, particuliere collectie.

Picasso, Goya en El Greco. Maar, zoals ik al eerder zei, hij verwerkt de vondsten van anderen zelfstandig en vertelt zo zijn eigen verhaal.

Eind jaren zeventig verliest Sierhuis' werk zijn sombere karakter. Tegelijkertijd vervagen de krachtige tegenstellingen tussen figuur en grond. De lijn krijgt een mediale rol. Afbeelding 5 en 6 laten dat zien.

Hollands landschap (afb. 5) uit 1982 is een bijna monochroom schilderij. Over een donkere ondergrond zijn verschillende nuances groen met wat geel in gearceerde vlakjes als een legpuzzel over het hele doek neergezet. De lijnen die zo tussen de vlakken in ontstaan sluiten niet af, maar binden vlak aan vlak en vooraan achtergrond. Slechts het lichtere groen in het midden doet ruimte vermoeden. Je zou dit geheimzinnige landschap binnen willen gaan op zoek naar vergezichten.

In Melancholie (afb. 6 uit 1987 is de eenheid van het doek op een andere manier

illustratie

6. Jan Sierhuis, ‘Melancholie’; olieverf, 175 × 200 cm., 1987, collectie kunstenaar.

bereikt. Hier tekenen zich wel vormen met een eigen kleur af tegen een blauwe omgeving. Rechts herken je de kop en hals van een man en profil. Hij is oranje van kleur. Over het oranje zijn donkergroene vegen gezet. Met een rond, introvert oog kijkt hij naar een wonderlijk groen bosje links. In het groen zie je een blauw oog; ervoor een arm en een hand in dezelfde kleur als de man.

Verbergt zich hier een vrouw en reikt zij de man wat aan? Of houdt hij haar vast en verandert zij onder zijn handen in een boom? Zijn dit Adam en Eva, Apollo en Daphne of wordt het beeld opgeroepen van een man die verlangend terugkijkt naar een verloren paradijs? Sierhuis spreekt zich niet ondubbelzinnig uit. Hij laat je in onzekerheid omtrent de betekenis van het groen links. De raadselachtige werking bereikt hij overigens niet alleen met deze fantastische vorm. De verfbehandeling en de keuze van de kleuren versterken dit effect. Voor- en achtergrond zijn hier, anders dan bij Twee Figuren en Stoel in landschap,v dezelfde manier behandeld. Over het hele doek is de verf met losse toetsen in laagjes dun aangebracht en gedeeltelijk weer weggeveegd. Vormen en restvormen hebben eenzelfde vlekkerige structuur. Ragdunne contourlijntjes schakelen hen als gelijkwaardige elementen aan elkaar. Daardoor worden de figuren licht, etherisch bijna. De lucht omspeelt hen en dringt als het ware in hen door. Misschien ook werkt de primaire kleur blauw substantiëler dan de secundaire kleuren oranje en groen. In ieder geval lijken man en vrouw ondanks hun enorme afmetingen zich ver van onze wereld te bevinden in een onmetelijke ruimte.

Als je tenslotte de zes schilderijen nog eens met elkaar vergelijkt valt je op dat Sierhuis in de loop van de jaren soberder is gaan werken. De rijke kleur wordt teruggebracht tot enkele hoofdtinten. De smeuïge verfmassa's veranderen in een dunne verfhuid. De figuren en objecten worden eenvoudig en monumentaal. Alleen de grote formaten van zijn doeken blijven constant. Samenvattend kan je zeggen dat Sierhuis zijn visie op het leven steeds onnadrukkelijker, maar tegelijk pregnanter verbeeldt. Zijn schilderijen blijven je bij.

Voornaamste bronnen:

Voor de hiergetoonde reprodukties van de schilderijen mocht ik gebruik maken van de dia's die gemaakt zijn voor het boek Jan Sierhuis, een schilderx Uitg. De Toorts, Haarlem, 1987.
Inleiding van William Rothuizen in: Jan Sierhuis, een schilder, Haarlem, 1987.
Willemijn Stokvis, Frans Duister, Jan Sierhuis, tekeningen, Van Spijk, Venlo, 1979.
Diaprogramma tijdens tentoonstelling De Beyerd, Breda, zomer 1987.
Een interview van ondergetekende met de schilder.
eindnoot(1)
Als eerste kennismaking is hier gekozen voor een beschrijving van binnen uit. Perceptiepsychologen, Rudolf Arnheim voorop (Art and visual perception, a psychology of the creative eye, Berkeley, Los Angeles, 1954) hebben ons hiervoor de tools aangereikt. Vele vragen blijven onbeantwoord. Om bijvoorbeeld de stijlbreuken in het werk van Sierhuis te duiden zou je persoon en werk in een ruimer kader moeten plaatsen. Onderzoek naar de receptie zou interessante informatie kunnen opleveren. Zie:
abram de swaan, Kwaliteit is klasse, Amsterdam, 1986
bram kemeers, Kunst, macht en mecenaat, het beroep van schilder in sociale verhoudingen, 1250-1600, Amsterdam 1987.
eindnoot(3)
De overzichtstentoonstelling was te zien in: De Beyerd, Centrum voor Beeldende Kunst, Breda, 5/7-30/8 1987; De Stadsgalerij, Heerlen, 30/ 10-6/12 1987.
eindnoot(4)
william rothuizen, Jan Sierhuis, uitgeverij De Toorts, Haarlem, 1987.
eindnoot(5)
De term is van dr. Willemijn Stokvis, zie noot 6.
eindnoot(6)
willemijn stokvis, Cobra, geschiedenis, voorspel en betekenis van een beweging in de kunst ran na de tweede wereldoorlog, Amsterdam, 1974. Zie opmerkingen Cobrataal, p. 161 e.v.