dbnl.org

Franeker (Frentsjer) (gemeente Franekeradeel), Monumenten in Nederland. Fryslân, Sabine Broekhoven, Saskia van Ginkel-Meester, Chris Kolman, Yme Kuiper, Ronald Stenvert - DBNL

  • ️DBNL

Franeker (Frentsjer)
(gemeente Franekeradeel)

Stad, ontstaan op een rond het begin van de jaartelling op een kwelderwal opgeworpen terp. In 1085 wordt de nederzetting voor het eerst vermeld. Op de terp concentreerde de oudste bebouwing zich bij de Breedeplaats - het latere marktplein - en de kerk, die vanaf circa 1400 werd vervangen door de huidige Martinikerk. In de 13de eeuw kreeg de nederzetting een vrijwel cirkelvormige omwalling met gracht en in 1417 werden de eerste stadsrechten opgetekend. Op de terp sloot een dijk aan, die aan de oostzijde het tracé van de Dijkstraat volgde en aan de westzijde dat van de Voorstraat (voorheen Hoogstraat). In de late middeleeuwen werd de stad westwaarts uitgebreid. Drie evenwijdig lopende grachten bepaalden de structuur van deze uitleg. De middelste - de Voorstraatgracht - liep aanvankelijk aan de oostzijde buiten de veste door via de Ritzumazijl naar de voormalige Middelzee. De zuidelijke gracht (Schilbanken/Schilcampen) werd in 1645 voltooid.

In 15de eeuw verrezen in de stad verschillende grote stinzen (Martena, Groot en Klein Botnia, Dekema, Cammingha en Ockinga). Het aanvankelijk aan de oostzijde van de stad gesitueerde Sjaerdemaslot werd in 1446-'49 naar de westzijde verplaatst. In het westen van de stad stichtte de Arumer priester Syardus Watkens in 1468 het kruisbroederklooster ter plaatse van een verouderd gasthuis, waarvan de aan Maria gewijde kerk als kloosterkerk werd ingericht. In 1561 kreeg Franeker een Latijnse school (opgeheven in 1878) en in 1585 richtte men in het kruisbroederklooster de Friese Academie in (opgeheven in 1811). De groei van de stad leidde in 1591 tot de bouw van een nieuw, groter stadhuis ter plaatse van de middeleeuwse voorganger aan de Raadhuisstraat. Eind 16de werd rond de stad een versterking aangelegd met singel, wallen, stadspoorten en een bolwerk aan de noordzijde en één op de zuidoosthoek (de Molenpôlle).

Buiten de wallen werd in de eerste helft van de 19de eeuw aan de westzijde de nieuwe Alg. begraafplaats aangelegd. De bebouwing buiten de singel bestond voornamelijk uit kleine woonhuizen en bedrijfspanden langs de trekvaarten. Kort na 1850 vielen de eerste stadspoorten onder de slopershamer; van de wallen bleef een gedeelte gespaard. Bevolkingsgroei

illustratie

Franeker, Binnenstad

1(Herv.) Grote of Martinikerk (zie p. 133)
2Doopsgez. kerk (p. 134)
3Geref. kerk (p. 134)
4R.K. verenigingsgebouw (p. 134)
5R.K. kerk St. Franciscus van Assisi (p. 134)
6Klaarkampsterweeshuis (p. 134)
7Weeshuis Voorstraat 74 (p. 134)
8Westervrouwengasthuis (p. 134)
9Stadsarmenhuis (p. 134)
10Armenhuisjes (p. 134)
11Academie (p.)134
12Stadhuis (p. 135)
13Korenmeter- of Zakkendragershuisje (p. 136)
14Waag en museum Het Coopmanshûs (p. 136)
15openbare lagere school Kleyenburg (p. 136)
16Cammingha- of Sjaerdemahuis (p. 136)
17Martenahuis (p. 136)
18Botniahuis (p. 137)
19herenlogement De Bogt fen Guné (p. 138)
20Planetarium (p. 138)
21drukkerij Telenga (p. 140)
22kaatsveld Sjûkelân (p. 140)

illustratie

Franeker, (Herv.) Grote of Martinikerk, plattegrond

leidde tot verdichting van de bestaande bebouwing. In de loop van de 19de eeuw dempte men de grachten in de Voorstraat, Raadhuisstraat, Waagstraat, Sjaerdemastraat en Hocquart. Belangrijk voor de ontwikkeling van Franeker was de aanleg in 1863 van de spoorlijn Harlingen-Leeuwarden, met een halte aan de zuidoostzijde van de stad, in 1899 gevolgd door de spoorlijn van de Noord Friesche Locaal Spoorweg van Harlingen via Franeker naar Tzummarum en de tramlijnen naar Marssum en Arum. De eerste echte uitbreiding buiten de wallen - een villawijkje - kwam rond 1900 tot stand aan de oostzijde. Ook langs de Leeuwarderweg verrezen villa's. Circa 1905 kwamen aan de Van Ghemmenichstraat, dr. Jelle Bangastraat, Osingastraat en Groen van Prinstererlaan de eerste arbeiderswoningen tot stand. Het woningbouwcomplex aan de Ypeysingel is tussen 1915 en 1920 gebouwd. De uitvalswegen naar het noorden kregen in de jaren dertig een lintbebouwing, hoofdzakelijk bestaande uit middenstandswoningen. Na de Tweede Wereldoorlog is Franeker sterk uitgebreid, met name ten noorden van de weg Harlingen-Leeuwarden; het gebied ten zuiden hiervan is grotendeels ingericht

illustratie

Franeker, (Herv.) Grote of Martinikerk

als industriegebied. Franeker is een beschermd stadsgezicht.

De (Herv.) Grote of Martinikerk (Breedeplaats 2) [1], is een pseudobasilikale kerk, voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met omgang, een aangebouwde consistorie en een toren van drie geledingen met balustrade en ingesnoerde naaldspits. De huidige, gotische kerk in rode en gele baksteenmoppen is gebouwd op de plaats van een oudere, tufstenen voorganger, waarvan het bouwmateriaal ten dele is hergebruikt. Vanaf circa 1400 kwamen achtereenvolgens het koor met omgang (eerste helft 15de eeuw), het schip (midden 15de eeuw) en de toren (tweede helft 15de eeuw) tot stand. De kooromgang sluit aan op de zijbeuken van het schip. Het koor heeft een laat-maniëristisch poortje (1647), voorzien van een natuurstenen bekroning met het stadswapen en twee vrouwenfiguren als tenanten. Na een brand in 1714 is de toren iets verlaagd en voorzien van een nieuwe spits. In de toren hangen drie klokken, waarvan één gegoten door Gerrit Butendiic (1450) en één door Hans Falck (1629). De kerk is in 1876-'78 verbouwd naar plannen van J.D. Bruns en in 1940-'43 gerestaureerd naar plannen van H. van der Kloot-Meijburg, waarbij de mogelijk 16de-eeuwse consistorie is vernieuwd.

Het interieur wordt gedekt door houten

illustratie

Franeker, (Herv.) Grote of Martinikerk, interieur (1992)

gewelven; een tongewelf boven het middenschip en halve tongewelven boven de zijbeuken en kooromgang. Op enkele van de slanke zuilen zijn 15de-eeuwse schilderingen van heiligen zichtbaar. Tussen het koor en de kooromgang bevindt zich een gotische bakstenen afscheiding. Tot de inventaris behoren vier gesneden gotische koorbanken (15de eeuw), een door Syuert Hiëronimus vervaardigde, met ebbenhout ingelegde preekstoel (1622) - in het klankbord is een ouder renaissance-klankbord verwerkt -, een als koorhek aangewend 17de-eeuws doophek, 17de-eeuwse kerkbanken, en een door L. van Dam & Zn. met gebruik van oudere onderdelen

gebouwd orgel (1848). Voorts bevat de kerk een epitaaf voor Minno van Cammingha (1605), een gedenkteken voor de theoloog Hendrik Antonius van der Linden († 1650) en een groot aantal grafzerken, waaronder enkele rijk gebeeldhouwde exemplaren uit de 15de tot de 17de eeuw. De belangrijkste grafzerken zijn in 1877 in chronologische volgorde rechtop gezet tegen de zijwanden van de kerk, zoals een zerk met ridderafbeelding voor Jan Vervou († 1568), de door Benedictus Gerbrandtsz. vervaardigde zerken voor Julius Botnia († 1539) en Hylck van Herema († 1539) en een tiental door Vincent Lucas gebeeldhouwde zerken, waaronder die voor Gerardus Agricola, de laatste prior van het Klaarkampklooster († 1598). Het interieur van de consistorie heeft een eikenhouten betimmering met briefpanelen en een balkenzoldering op geprofileerde sleutelstukken.

De Doopsgez. kerk (Zilverstraat 46) [2] is een eenvoudige zaalkerk uit de 17de- of begin 18de-eeuw, dat in de 19de eeuw aan de voorkant en de rechter zijde is voorzien van een blokbepleistering. De gedeeltelijk verkleinde kerkruimte heeft aan drie zijden een galerij op dorische zuiltjes. De preekstoel en het meubilair zijn 19de-eeuws.

De Geref. kerk (Zilverstraat 32) [3] is een van de straat terug liggende zaalkerk, gebouwd in 1893 in neorenaissance-stijl. De verhoogde middenpartij van de voorgevel heeft een decoratieve bekroning voorzien van een cartouche met het bouwjaar.

Het voorm. R.K. verenigingsgebouw (Martiniplantsoen 39) [4] is in 1909 gebouwd naar een jugendstilontwerp van N.J. Adema en opgetrokken in gele baksteen met siermetselwerk in rode en witte steen. Het tweelaags pand heeft een torenvormige hoekpartij en boven de ingang een verhoogde gevelpartij bekroond door griffioenen en een schilddragende leeuw. In de geveltop is in een nis een beeld St. Franciscus van Assisi geplaatst.

De R.K. kerk St.-Franciscus van Assisi (Godsacker 13) [5] is een moderne kerk naar plannen van H.J. van Wissen, gebouwd in 1962 ter plaatse van een kerk uit 1862.

Weeshuizen. Het voorm. Klaarkampster Weeshuis (Godsacker 35)

illustratie

Franeker, Westervrouwengasthuis, poortje

[6], een L-vormig eenlaagspand met zadeldaken tussen tuitgevels, werd in 1552 gebouwd als gasthuis en diende van 1597 tot 1665 als weeshuis. Op de gevelhoek herinnert een maniëristische gevelsteen (1598) aan Gerardus Agricola, de laatste prior van het Klaarkampklooster onder Rinsumageest en weldoener van het weeshuis. Een andere steen vermeldt het ongeluk van graaf Johan Maurits in 1665 bij het instorten van de naburige brug. In 1665 verhuisde het weeshuis naar het pand ‘Roozendaal’ op de hoek van de Vijverstraat en Voorstraat. Vanaf 1854 was het weeshuis ondergebracht in het huis ‘Klein Botnia’ (Breedeplaats 1), totdat in 1888 op de plaats van de gesloopte Ockingastins het nieuwe weeshuis Voorstraat 74 [7] naar plannen van H.R. Stoett werd voltooid. Dit blokvormige pand in neorenaissance-stijl is nu als openbare bibliotheek in gebruik.

Het Westervrouwengasthuis (Nieuwe Hof 11-16, 20-28) [8] is in 1737 gesticht door Titia Bogarda, weduwe van dr. Suffridius Westerhuis, eigenaar van het naastgelegen Martenahuis. Het complex bestaat uit drie om een hof gegroepeerde, gepleisterde woonblokken. De ingang tot het hofje wordt gevormd door een in 1947 gerestaureerd poortje met geblokte ionische pilasters (circa 1620) en een zandstenen bekroning in Lodewijk XIV-stijl (1737), voorzien van wapens en een opschrift inzake de stichting. Aan het hofje staat een voorm. bewaarschool (Nieuwe Hof 18-19), gebouwd rond 1885 in neorenaissancestijl. Het afgeplatte schilddak van het paviljoenachtige gebouw is gedekt met ruitvormige Friese pannen. In de boogvelden boven de vensters zijn blauwwitte tegeltjes aangebracht.

Het voorm. stadsarmenhuis (Sjaardemastraat 1) [9] is een langgerekt, tweebeukig pand onder een omlopend schilddak, gebouwd in 1785. Boven de rechter ingang bevindt zich een gedenksteen.

De voorm. armenhuisjes (Heerengracht 17-31) [10] zijn gesticht in 1647, herbouwd in 1861 ter nagedachtenis aan P. Strinstra en gerestaureerd in 1991. Deze tussen Heerengracht en Zuiderkade gelegen eenlaags woningen hebben de opzet van een hofje. De toegangspoort wordt geflankeerd door twee woningen met haaks daarachter een rij rug-aan-rug woningen en een rij enkele woningen.

De voorm. Academie (Academiestraat 10) [11]. In 1578 kreeg Franeker op initiatief van dr. Abel Franckena en stadhouder Willem Lodewijk de Friese Academie toegewezen. Deze calvinistische universiteit werd in 1585 ondergebracht in de gebouwen van het voorm. kruisbroederklooster en heeft tot 1811 bestaan. Sinds 1851 is hier een psychiatrisch ziekenhuis gevestigd. De gebouwen van het complex zijn gegroepeerd rond twee binnenplaatsen, ontstaan uit de kloosterhof en de in 1632 aangelegde Hortus Botanicus. Aan de kloosterhof staat de voorm. Mariakerk, een middeleeuwse kapel met een klokkentorentje waarin een door Geert van Wou II gegoten klok (1548) hangt. Aan de tweede binnenhof staat het in 1650 gebouwde laboratorium van de Hortus, voorzien van een pilastergevel met ionische kapitelen. De lange neoclassicistische vleugel langs de Academiestraat is in 1869 opgetrokken ten behoeve van het ziekenhuis. De vleugel aan de Vijverstraat, hoek Academiestraat is in 1981 vervangen door nieuwbouw. Verschillende gevelstenen uit de gesloopte gebouwen zijn hier ingemetseld.

Het psychiatrisch ziekenhuis ‘Groot Lankum’ (Burg. J. Dijkstraweg 6/Harlingerweg 52) is in 1901 ontstaan door aankoop van de boerderij Nieuw-Lankum als buitengesticht van het in de binnenstad gevestigde psychiatrisch zie-

kenhuis (zie bij Academie). De buitenlocatie werd kort daarop uitgebreid met de woonhuizen ‘Parkzicht’ en ‘Bloemhof’ (Harlingerweg 56-58). In de tuin plaatste men een van elders afkomstige houten theekoepel in eclectische stijl. De boerderij ‘Nieuw-Lankum’ - een kop-halsrompboerderij met een 18de-eeuws voorhuis - kreeg in 1910 een nieuwe schuur. De boerderij ‘De Uithof’ werd in 1919 toegevoegd. In 1928 kwam het hoofdgebouw tot stand, uitgevoerd in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van E. en Th.R. Knevel. Het gebouw bestaat uit een middendeel met fronton en halfronde erker - die nu de hoofdingang bevat - en twee gebogen zijvleugels afgesloten door een dwarsblok. De westelijke vleugel is in 1978 uitgebreid. Voor de geneesheer-directeur verrees in 1932 het blokvormige pand ‘Huize Griend’, uitgevoerd naar een ontwerp van M.B. van Dorth met zakelijk-expressionistische elementen. In dat jaar ontstonden ook de door hem ontworpen ponyschuur met rieten dak en deels gepotdekselde wanden, het eveneens met riet gedekte houten tuinhuis en het portiersgebouwtje met muur bij de oorspronkelijke hoofdingang aan de Harlingerweg.

Verdedigingswerken. Van de eind 16de eeuw aangelegde vestingwerken resteren gedeelten aan de zuidoost-, west- en noordzijde van de binnenstad. Op het noordwestelijk bolwerk staan twee 18de-eeuwse hekpijlers met siervazen en een smeedijzeren hek, afkomstig van de gesloopte Dongjummerpoort. Op de goed behouden vestingwal langs het Noorderbolwerk bevinden zich vier 18de-eeuwse theekoepels, behorend bij de woonhuizen aan de Eise Eisingastraat en de Zilverstraat. Het zuidoostelijk bolwerk (de Molenpôlle) is in 1909 bebouwd.

Het stadhuis (Raadhuisstraat 1) [12] bestaat uit een voorbouw uit 1591 aan de Raadhuisstraat en een achtervleugel uit 1760 langs de Noord. Het huidige gebouw kwam tot stand ter plaatse van een uit enkele panden bestaand middeleeuws stadhuiscomplex. In het nieuwe stadhuis kreeg ook het bestuur van het waterschap ‘De Vijf Delen’ onderdak. In 1886-'90 is met name het exterieur van het stadhuis ingrijpend gerestaureerd

illustratie

Franeker, Stadhuis

naar plannen van P.J.H. Cuypers. In 1950 volgde het interieur. De laatste restauratie heeft in 1979-'81 plaatsgevonden.

De met trapgevels en een hoge achtzijdige toren uitgevoerde voorbouw is opgetrokken in rijke maniëristische stijl, mogelijk naar ontwerp van stadsbouwmeester Pieter Augustinusz. Ens. Belangrijke Friese kunstenaars, zoals Gerrit Lieuwes en Claes Jelles, hebben meegewerkt aan de verfraaiing van dit deel van het stadhuis. Natuurstenen friezen en blokken sieren de gevels. De houten kruiskozijnen zijn gevat in korfboognissen met een ojiefvormige geprofileerde omlijsting. Een dubbele bordestrap leidt naar de ingang met gebeeldhouwde ingangsomlijsting, geflankeerd door een vrouwelijke en mannelijk herme met ionisch kapiteel. De geveltop aan de voorzijde bevat een gevelsteen, decoratieve jaartalankers en een beeld van Vrouwe Justitia. De noordgevel heeft een houten afkondigingserker op gebeeldhouwde consoles. De langgerekte achtervleugel in sobere Lodewijk XV-stijl is opgetrokken naar ontwerp van H. Zijlstra. Dit bouwdeel heeft geblokte hoekpilasters en een kroonlijst met gesneden rococo-consoles.

Het interieur van het oude gedeelte is in tegenstelling tot het exterieur sober van karakter. De hal - waar vroeger recht gesproken werd - heeft een zwaar balkenplafond met voluutvormige sleutelstukken. Hier staat een door Gerardus Paulusz. gegoten klok (1600). In de Nye Raetkamer bevindt zich een door Claes Jelles in maniëristische stijl uitgevoerde zandstenen schoorsteenmantel. Op de verdieping hebben de Grietenijkamer en Vijf Delen-kamer maniëristische schoorsteenmantels

illustratie

Franeker, Korenmeter- of zakkendragershuisje (1992)

met een houten lijst op zandstenen hermen. Belangrijk zijn verder de eiken spiltrap, het cachot op zolder en de kapconstructie uit 1591. De vleugel uit 1760 heeft een rijk interieur uit de bouwtijd. De Grote Zaal en de Magistraats- of Vroedschapszaal (verdieping) hebben fraaie goudleerbehangsels en de Burgemeesterskamer een door H. Rosenberg geschilderde wandbespanning. De plafonds en wanden van de gangen en het trappenhuis zijn voorzien van stucdecoraties in rococo-stijl, gemaakt door Jan Baptist Singer. Van de eikenhouten bordestrap, uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl, eindigt de leuning in de vorm van een dolfijn.

Het korenmeter- of zakkendragershuisje (Eise Eisingastraat 28) [13] is een in 1634 aan de gracht opgetrokken pandje met maniëristische details. De verhoogde halsgevel, voorzien van klauwstukken met voluten, bevat een afbeelding van de korenmeter en het oude stadswapen. De zijgevel aan de grachtzijde is uitgekraagd. Het pand diende als wachthuisje voor de korenmeter en de zakkendragers, ook 's nachts gezien de ligbanken langs de wanden. Het gebouw is in 1924 en in 1975 gerestaureerd.

De voorm. waag (bij Voorstraat 51) [14] is een gepleisterd blokvormig pand met tentdak, oorspronkelijk gebouwd in 1657 en in de 19de eeuw sterk gewijzigd. De voorgevel bevat een cartouche met een inscriptie en het bouwjaar. Draperieën verbinden deze steen met wapencartouches, waaronder die met het stadswapen. Na dienst te hebben gedaan als brandspuithuis en postkantoor maakt de waag thans deel uit van het museum 't Coopmanshûs.

De openbare lagere school ‘Kleyenburg’ (Kleijenburg 1) [15] is een L-vormig schoolgebouw in zakelijk expressionistische stijl, gebouwd in 1939 met rondom grote vensters met stalen raamkozijnen en roeden.

Woonhuizen. In de oude binnenstad staan voornamelijk diepe tweelaags panden. Zij geven een afwisselend beeld van vooral 17de-eeuwse trapgevels, 18de-eeuwse lijst- en klokgevels en 19de-eeuwse lijstgevels. Sommige panden bezitten een oudere kern. Van de laatmiddeleeuwse stinzen in de stad heeft de Ockingastins in 1888 plaats gemaakt voor het nieuwe weeshuis (Voorstraat 74). Het Sjaerdemaslot, gelegen ter plaatse van de huidige kaatsbaan, is tussen 1705 en 1724 gesloopt. Van vijf andere stinzen of grote laat-middeleeuwse huizen zijn in meer of mindere mate substantiële delen behouden gebleven.

Het Cammingha- of Sjaerdemahuis (Voorstraat 2) [16] is een in rode en gele baksteen opgetrokken complex, bestaande uit twee ten opzichte van elkaar verspringende bouwdelen, elk met een leien schilddak. Het westelijk deel is gebouwd rond het midden van de 15de eeuw, het houtskelet en de kap zijn laat-15de-eeuws. Het oostelijk deel dateert uit het begin van de 16de eeuw. De zware oostgevel, waarin vijf schietsleuven zijn aangetroffen, is een overblijfsel van een oudere stins uit circa 1400, mogelijk gesticht door Sicke Sjaerdema, aanvoerder van de Schieringerpartij. Het huidige gebouw is in 1969-'72 ingrijpend gerestaureerd en deels gereconstrueerd. De meeste vensters hebben hun oude vorm terugkregen en de westgevel is opnieuw ontworpen.

Vrij gaaf behouden is het Martenahuis (Voorstraat 35) [17], gebouwd in 1498 in opdracht van Hessel van Martena, verdediger van de stad Franeker voor de hertog

illustratie

Franeker, Martenahuis, plattegrond

van Saksen in 1500. Het onderkelderde gebouw bestaat uit twee haaks op elkaar staande vleugels met zadeldaken tussen topgevels bekroond met een ronde schoorsteen. De gevels zijn opgetrokken met afwisselend lagen rode en gele baksteenmoppen en hebben geprofileerde vensteromlijstingen. In de binnenhoek tussen beide vleugels staat een - later verhoogde - traptoren met peervormig tentdak. Boven de toreningang bevindt zich een gebeeldhouwd alliantiewapen van Frederik Vervou en Jel van Ostheim, die in de vroege 17de eeuw het Martenahuis bewoonden. Burgemeester Suffridius Westerhuis liet in 1694 de indeling van het huis wijzigen. Het kreeg een doorlopende gang en aan de straatzijde een nieuwe ingang met dubbele bordestrap. Van 1895 tot 1984 is het Martenahuis in gebruik geweest als raadhuis voor de gemeente Franekeradeel. Bij de restauratie in 1969 heeft men de in de 19de eeuw aangebrachte empireramen weer vervangen door kruiskozijnen. Inwendig bevindt zich op de begane grond een zaal met geschilderd behang en stucplafond en in de burgemeesterskamer een 18de-eeuwse betimmerde schouw. De tuin, die doorloopt tot aan de gracht langs de Nieuwe Hof, heeft een formele aanleg gekend. In de 18de

illustratie

Franeker, Martenahuis

eeuw is een deel van het terrein afgescheiden voor de bouw van het Westervrouwengasthuis. Naar plannen van L.P. Roodbaard heeft de tuin in 1834 een landschappelijke aanleg gekregen. Eveneens laat-middeleeuws van oorsprong is het Botniahuis (Breedeplaats 1) [18], voorheen ‘Klein Botniahuis’. Dit brede dwarse huis is opgetrokken met afwisselend lagen rode en gele baksteenmoppen. De zijtopgevels zijn versierd met nissen en een klimmend boogfries. Het metselwerk toont bouwsporen van oorspronkelijke, smalle vensters. Het rechterdeel van het huis bevat een kelder en opkamer en is voorzien van twee zandstenen kruiskozijnen. Het pand is van 1854 tot 1888 in gebruik geweest als Herv. diaconieweeshuis. Boven de ingang is een gevelsteen met de afbeelding van een weesjongen en een weesmeisje ingemetseld. Deze steen is afkomstig van het voormalige weeshuis ‘Roozendaal’, dat van 1665 tot 1854 als zodanig in gebruik is geweest en aan de Vijverstraat heeft gestaan. Eronder bevindt zich een steen met een tekst inzake de overplaatsing. Van de laat-middeleeuwse zaalstins Groot Botnia is bij de bouw in de 19de eeuw van het huidige café de Koornbeurs (Noord 2) alleen de noordmuur gespaard gebleven. Het Dekemahuis (Dijkstraat 1-5) is een restant van een oorspronkelijk grotere zaalstins uit circa 1500. Het huidige gebouw is een deels onderkelderd, gepleisterd dwars huis met zadeldak tussen topgevels. Van 1826 tot 1895 is het in gebruik geweest als raadhuis van Franekeradeel en nadien is het opgesplitst in woningen.

De oudste voorbeelden in Franeker van huizen met een trapgevel in maniëristische stijl zijn Voorstraat 19 (1599) en Voorstraat 21 (1615). Andere 17de-eeuwse voorbeelden zijn Godsacker 9 (1630) en Godsacker 14 en Noord 8. Het gerestaureerde huis Schilcampen 5, gebouwd als professorenhuis bij de Academie, heeft laat-17de-eeuwse schuifvensters met halve luiken en een trapgevel met een toppilaster op een gebeeldhouwd kopje. Dergelijke toppilasters zijn ook te zien bij Zilverstraat 15 (1700) en bij de huizen Zilverstraat 47 en 49, beide met een in 1721 gewijzigde trapgevel voor een 16de-eeuwse kern. De 17de-eeuwse trapgevel van Voorstraat 8-10, gedateerd 1737, kreeg wellicht in dat jaar de huidige halfronde beëindiging.

Een gevel met kolossale ionische pilasters heeft het pand Breedeplaats 4 uit 1661. Onder de vensters zijn classicistische lambrekins aangebracht. De geveltop is in de 18de eeuw vervangen door een kroonlijst. Het woonhuis Voorstraat 51, gebouwd in 1662 voor de hoogleraar theologie Johannes Valckenier, bezit een buitengewoon rijk versierde, verhoogde halsgevel in classicistische vormen met gebeeldhouwde klauwstukken. Boven de vensters zijn frontons met bijbelse voorstellingen aangebracht, en onder de vensters lambrekins. Dit pand en het naastgelegen huis Voorstraat 49, in 1746 gebouwd voor de stadsgeneesheer Coopmans, vormen thans onderdeel van het museum 't Coopmanshûs. De halsgevel van dit huis is versierd in zwierige Lodewijk XV-stijl. Onder de 18de-eeuwse schuifvensters zijn guirlandes aangebracht en ook de deuromlijsting en het gesneden deurkalf hebben een versiering in rococo-stijl. Vergelijkbaar en mogelijk met beeldhouwwerk van dezelfde steenhouwer is de rijk versierde halsgevel uit 1745 van het pand Eise Eisingastraat 2. Het in 1692 gebouwde dwarse huis Tuinen 19 heeft in het midden van de voorgevel een Vlaamse gevel in de vorm van een klokgevel met gebeeldhouwde afdeklijst. Het pand Godsacker 2 heeft een eenvoudige klokgevel met natuurstenen

illustratie

Franeker, Woonhuizen Eise Eisingastraat 2 en 3

aanzetkrullen; de pleisterlaag met imitatievoegwerk is later aangebracht. Voorbeelden van 18de-eeuwse klokgevels met natuurstenen aanzetkrullen zijn verder Eise Eisingastraat 3 (1768), Godsacker 5 en 10, Raadhuisplein 4-6 en 13; Godsacker 20 heeft aanzetkrullen en een bekronend kuifornament in Lodewijk XV-stijl.

Vooral aan de rand van de oude binnenstad en langs de trekvaarten werden in de 18de eeuw eenvoudige eenlaagspanden gebouwd, zoals het dwarse huis Martiniplantsoen 4 en het tegen de vestingwal gebouwde huis Froonacker 14, waarvan de gevelsteen met het jaartal ‘1634’ en een mansportret mogelijk van elders afkomstig is. Beide huizen hebben een zadeldak tussen topgevels. Een zadeldak met voorschild hebben de deels onderkelderde eenlaagspanden Heerengracht 24 en 26. Een trapgevel uit 1735 bezit het eenlaags woonen winkelpand Vliet 4, waarvan de winkelpui in de 20ste eeuw is aangebracht. Aan het Vliet staan verschillende andere 18de-eeuwse eenlaagspanden. Vanaf eind 18de eeuw kregen de woonhuizen lijstgevels. De voorgevel van het drielaags huis Zilverstraat 16 is uitgevoerd met een hardstenen plint, geblokte hoeklisenen en een kroonlijst met metopen- en trigliefenfries en gesneden hoekconsoles. Daarboven bevindt zich een met snijwerk in Lodewijk XVI-stijl versierde dakkapel. De achtergevel heeft een kroonlijst met consoles en daaronder drie cartouches met wapenschilden en het bouwjaar ‘1779’. In het interieur bevinden zich diverse 18de-eeuwse onderdelen, waaronder een trapleuning, twee grisailles, een schouw met snijwerk in Lodewijk XV-stijl en een schouw met Lodewijk XVI-snijwerk. Het woonhuis Voorstraat 6 heeft een neoclassicistische deuromlijsting met gecanneleerde pilasters en zware kroonlijst uit circa 1820. In de eerste helft van de 19de eeuw werden veel bestaande huizen gemoderniseerd en voorzien van een rechte kroonlijst en nieuwe ramen. Zo kreeg het huis Zilverstraat 11 een gepleisterde lijstgevel voor de oude - mogelijk nog 16de-eeuwse - kern. Veel huizen aan de Zilverstraat en de Voorstraat hebben achter de 19de-eeuwse lijstgevel een oudere kern. De afsluitende kroonlijsten variëren van een eenvoudige geprofileerde gootlijst met bakgoot op blokjes, zoals bij Voorstraat 64 en 66, tot een kroonlijst met paneelfries en gesneden consoles, zoals bij Voorstraat 12 en 47. Geheel nieuw gebouwde 19de-eeuwse huizen met lijstgevels zijn bijvoorbeeld Vliet 32 (1879) en het blokvormige pand Dijkstraat 9 (circa 1880).

De begin 20ste eeuw gebouwde huizen vertonen vaak jugendstil-vormen, al dan niet in combinatie met elementen uit andere stijlen. Het blokvormige pand Huize Camper (Voorstraat 69), gebouwd rond 1905 als artsenwoning bij het psychiatrisch ziekenhuis, vertoont een combinatie van neorenaissance- en jugendstil-details. Uit dezelfde tijd is het huis Voorstraat 44 met smalle topgevelpartij, eveneens voorzien van jugendstil-elementen in de detaillering; op het dak liggen groene Friese pannen. De villa Groen van Prinstererlaan 16 is in 1909 gebouwd naar plannen van A. Lettinga voor H. Vlieger. Zowel het exterieur als het interieur zijn uitgevoerd met decoratieve jugendstil-elementen, zoals tegels van de fabriek Van Hulst en glas-in-lood van J. van der Meulen. Naar

illustratie

Franeker, Woonhuizen Zuiderkade 2, 3, en 4

een jugendstil-ontwerp van N.J. Adema kwam in 1907 het hoekpand Van Ghemmenichstraat 2 tot stand met een drielaags hoektoren voorzien van een ver overstekend tentdak. Het interieur bevat onderdelen uit de bouwtijd en de tuin wordt omsloten door een eenvoudig tuinhek in florale jugendstil. Adema ontwierp nog diverse andere huizen, zoals het asymmetrische woonblok Zuiderkade 2, 3 en 4 (1909) op het bolwerk de Molenpôlle. Deze villa's onder een samengesteld dak met groot overstek zijn uitgevoerd met een detaillering in chaletstijl en jugendstil. De gevels hebben decoratieve elementen van geglazuurde baksteen en witte verblendsteen, en op de verdieping wit pleisterwerk met decoratieve uitsparingen in schoonmetselwerk. Inwendig bevinden zich deels de oorspronkelijke eternit-plafonds en vloer- en wandbetegeling. Van zijn hand zijn verder de dubbele villa Leeuwarderweg 17/A. Teltingstraat 1 (1911), de villa Welkom (Salverderweg 12; 1913) en het huis Eise Eisingastraat 18 (1912), met jugendstil-vormen in de erker en de kroonlijst. Andere gevels met jugendstil-vormen zijn te vinden bij de panden Groenmarkt 14 en Dijkstraat 17 (1911), de laatste naar ontwerp van P.M. de Boer voor vishandelaar en groenteman M. van de Haring.

Het voorm. herenlogement ‘De Bogt fan Guné’ (Vijverstraat 1) [19] is een wit geschilderd tweebeukig gebouw uit circa 1750. De twee klokgevels van het pand hebben natuurstenen aanzetkrullen.

Het planetarium (Eise Eisingastraat 3) [20] is gehuisvest in een eenlaagspand met klokgevel uit 1768. In 1774-'81 bracht de sterrenkundige Eise Eisinga hier in de woonkamer een schaalmodel van het zonnestelsel aan tegen een blauw geschilderd houten plafond. De mechanische aandrijving van het model bevindt zich op zolder. Het huis is nu een museum.

Winkels. Het in de kern oudere pand Zilverstraat 27 heeft rond 1870 een eclectische winkelpui met ingang voor het bovenhuis gekregen. Van de rond 1890 bij Voorstraat 28 aangebrachte rijke eclectische winkelpui zijn de ranke zuiltjes en een deel van de kroonlijst in gietijzer uitgevoerd. Het pand Zilverstraat

illustratie

Franeker, Planetarium, interieur (1946)

31 heeft een in neorenaissancestijl uitgevoerde houten winkelpui op natuurstenen plint uit circa 1895. Het van oorsprong 18de-eeuwse huis Eise Eisingastraat 2, met een fraaie halsgevel uit 1745, bezit een winkelpui in neorenaissance-stijl uit 1896, aangebracht voor koffie- en theehandelaar S.G. van Balen naar ontwerp van N.J. Adema. Hij ontwierp ook het in 1910 uitgevoerde jugendstil-winkelinterieur, voorzien van een detaillering met zweepslagmotieven naar voorbeeld van het werk van de firma Joh. Tacoma uit Amsterdam. De door tegelschilder Prak geschilderde tegeltableaus met een theedrinkend en koffiedrinkend gezelschap zijn gemaakt door de tegelfabriek Van Hulst. Het plafond is vervaardigd van wit geschilderd plaatijzer met ingeponst ornament. De in 1896 aan de achterzijde aangebouwde grote tuinkamer is eveneens ontworpen door Adema. De nog met het originele meubilair ingerichte kamer heeft een verhoogd stucplafond met de monogrammen van de opdrachtgever (SGvB) en diens vrouw (BK) en een omlopende kooflijst met schilderingen. Pakhuizen. Het grote pakhuis Poolshof (Froonacker 14) is gebouwd in 1765. Gelet op de balkankers in de

illustratie

Franeker, Winkel Eise Eisingastraat 2, interieur (1980)

tuitgevels bevonden zich onder het zadeldak drie opslaglagen. Een vergelijkbaar 18de-eeuws pakhuis is Froonacker 9. Uit 1787 stamt het voorm. pakhuiscomplex Harlingerweg 3, dat aan de achterzijde grenst aan de buitensingel. Kleinere 18de-eeuwse pakhuizen zijn Schilbanken 11, bij Schilbanken 15 en Vliet 22. Uit de 19de eeuw dateren de pakhuizen Schilbanken 20 en 22, Zuiderkade 52, Oud Kaatsveld 6, Vliet 30 en Zilverstraat 14 (1870). Het forse pakhuis Factorij (Prins Hendrikkade 3) van de firma Steensma kwam in 1876 tot stand als dubbel pakhuis voor de opslag van graan. Bij een verbouwing in 1910, naar plannen van N.J. Adema, werd een verdieping toegevoegd en tussen de topgevels een verbindende borstwering aangebracht met het opschrift ‘Factorij’. De poldermolen ‘Arkens’ (Leeuwarderweg tegenover de watertoren) is een houten spinnenkopmolen met een vijzel uit circa 1835, geplaatst op achtkante stenen veldmuren. Het bovenhuis

illustratie

Franeker, Pakhuizen Harlingerweg 3

is gedeeltelijk bekleed met dakleer. De molen beschikt over zogenaamde vlinderwieken. De molen is in 1973 overgeplaatst naar de huidige plaats en is in 1994 gerestaureerd.

Bedrijfsgebouwen. De voorm. vetsmelterij (Prins Hendrikade 1-2) is een blokvormig vijflaags pand met plat dak, opgetrokken in tweekleurig metselwerk. De fabriek werd in 1911 na brand herbouwd door molenbouwer K.J. Westra. Het oude fabrieksgebouw was in 1871 gebouwd voor Wiltje Pars, die in 1904 de fabriek verkocht aan het bedrijf Ulbe Twijnstra, later bekend als UTD (Ulbe Twijnstra Delfia). Het was de eerste oliefabriek in Friesland die met stoommachines werkte. De voorm. drukkerij van Telenga (Eise Eisingastraat 21) [21] is een gedeeltelijk gepleisterd eenlaagspand, gebouwd in 1909 in jugendstil-vormen. Het gebouw heeft een grote driedelige etalageruit, een pinakelvormige beëindiging van de hoekpilasters en draagt het opschrift ‘Telenga's Drukkerij uitgave Franeker Courant’.

De Vlietsterbrug (bij Vliet 2) is een rond 1900 gebouwde houten ophaalbrug, voorzien van gesneden klauwstukken aan de onder- en bovenzijde van de hameipoort.

De watertoren (Leeuwarderweg ong.) verrees in 1925 naar plannen van de tekenkamer van IWGL (Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden). De later verbouwde en wit gepleisterde toren heeft een betonnen holbodemreservoir met twee compartimenten.

Het kaatsveld ‘Sjûkelân’ (Voorstraat ong.) [22] ligt op de plaats van het begin 18de eeuw gesloopte Sjaerdemaslot en is mogelijk aangelegd bij de oprichting van de kaatsvereniging in 1893. Aan de singelzijde staat een gemetselde gedenkbank uit 1937.

De Alg. begraafplaats (bij Harlingerweg 12), aangelegd rond 1830, heeft een eenvoudig baarhuisje in neorenaissance-stijl. Het oudste graf - voor Johannes de Boer - dateert uit 1839 en is uitgevoerd met een hekwerk en een beeld van een knielende engel. Bij de hoofdingang stond oorspronkelijk het verplaatste 18de-eeuwse toegangshek van de Hortus van de Academie. Dit hek werd opnieuw verplaatst naar de gemetselde boogbrug over de gracht rond het stadspark naast de begraafplaats. Het hek wordt geflankeerd door twee gemetselde hekpijlers met daarop een wit geschilderde vaas met agave; een boven het hek aangebrachte boog is versierd met het stadswapen.

De Herv. kerk van Herbaijum (Hjerbeam) (Kerkstraat 2), gelegen op een terp ten westen van Franeker, is een kleine zaalkerk met vijfzijdig gesloten koor en een geveltoren. De van oorsprong 13de-eeuwse en aan St. Nicolaas gewijde kerk is in 1872 op de middeleeuwse noordmuur na herbouwd. In de geveltoren hangt een mogelijk 14de-eeuwse klok.

Hitzum (Hitsum). Terpdorp gelegen ten zuidwesten van Franeker. De Herv. kerk (Kerkbuurt 1) is een driezijdig gesloten zaalkerk met aangebouwde consistorie en een ongelede toren met ingesnoerde spits. De kerk werd in 1883 gebouwd naar plannen van M. Hofstra ter vervanging van een 16de-eeuwse voorganger. De toren was al in 1819 vervangen door de huidige, die in 1951 is beklampt. In de toren hangt een door Jan Noteman gegoten klok (1637). Het in 1981 gerestaureerde kerkinterieur wordt gedekt door een tongewelf voorzien van stucwerk. Tot de inventaris behoren een bij de restauratie grotendeels vernieuwde preekstoel met doophek (1819; gewijzigd in 1883), twee lezenaars, enkele tekstborden, een door L. van Dam & Zn. gebouwd orgel (1855; gerestaureerd in 1981) en een aantal in 1883 aangeschafte Amerikaanse kerkbanken voorzien van een gebogen, doorlopende zitting en rugleuning. Een smeedijzeren hekwerk uit circa 1880 geeft toegang tot het verhoogde kerkhof. Interessant zijn de stelpboerderijen Molenweg 1 (1855), met interieur uit de bouwtijd, en Oudeweg 3 (tweede helft 19de eeuw), met een deels onderkelderd, vooruitgeschoven voorhuis.